18146 |
kreupel |
kreupelend:
krupulent (Q096a Borgharen)
|
Kreupel - Kent men in uw dialect het volgende woord in dezelfde of een min of meer afwijkende vorm, zoals b.v. krepel naast kreupel. [DC 17 (1949)]
III-1-2
|
21343 |
krijgen |
krijgen:
kriege (Q096a Borgharen)
|
krijgen [SGV (1914)]
III-3-1
|
25010 |
krom, met bochten |
krom:
kromp (Q096a Borgharen)
|
krom [SGV (1914)]
III-4-4
|
25011 |
krommen |
krommen:
krömme (Q096a Borgharen)
|
krommen [SGV (1914)]
III-4-4
|
17894 |
krommen, ombuigen |
krommen:
krömme (Q096a Borgharen),
ombuigen:
umbuige (Q096a Borgharen)
|
krommen [SGV (1914)] || ombuigen [SGV (1914)]
III-1-2
|
20805 |
kruidnagel |
groffelnagel:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m, 15-10
grôêffelnagel (Q096a Borgharen),
groffelsnagel:
groffelsnagel (Q096a Borgharen)
|
een kruidnagel (specerij, met een scherpe smaak, in de vorm van een spijker; Fr. clou de girofle) [ZND 01u (1924)] || kruidnagel [SGV (1914)]
III-2-3
|
23336 |
kruidwijding |
onze-lieve-vrouwe-kruidwijding:
O.L.Vrouwe kroedwijing (Q096a Borgharen)
|
O.L. Vrouw Kruidwijding [SGV (1914)]
III-3-3
|
22580 |
kruidwis |
kruidwis:
kroedwösj (Q096a Borgharen),
kroetwösj (Q096a Borgharen)
|
Hoe heeten de kruiden, die gezegend worden? [SGV (1914)] || kruidwis [N 06 (1960)]
III-3-2, III-3-3
|
26082 |
kruien |
met de/een kruikar varen:
mɛt n krǫu̯kar vārǝ (Q096a Borgharen)
|
Een last met de kruiwagen vervoeren. [N 18, 100 add; Wi 33; S 19; L 29, 4; L 1a-m; RND 97; A 42, 13 add + 16 add; monogr.]
I-13
|
19581 |
kruik |
kruik:
kroek (Q096a Borgharen)
|
kruik [SGV (1914)]
III-2-1
|