e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Borgharen

Overzicht

Gevonden: 1951
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
leep, doortrapt leeps: leepsj (Borgharen) leep [SGV (1914)] III-1-4
leerlooier looier: lujǝr (Borgharen) Persoon die huiden bereidt tot leer door looiing. [S 22; monogr.] II-10
leest leest: lęjs (Borgharen) De pasvorm, meestal van beukenhout, waaraan men de schoenen maakt. "De leest waarop de schoen gemaakt wordt, moet als het ware net een afgietsel zijn van de voet, en voor wat de stand aangaat, geschikt zijn volgens de hoogte der hiel waarvoor hij zal gebruikt worden" (Dierick, pag. 7). [N 60, 185a; N 60, 244a; L 1a-m; L 30, 8; S; monogr.] II-10
leeuw leeuw: liew (Borgharen, ... ) leeuw [SGV (1914)] III-3-2
leggen leggen: lèkke (Borgharen) leggen [SGV (1914)] III-1-2
lende lende: linge (Borgharen) lendenen [SGV (1914)] III-1-1
lente, voorjaar vroegjaar: vreugjaor (Borgharen) lente [SGV (1914)] III-4-4
leren beenkap gamasche: karmarsje (Borgharen) lederen beenkappen [kemasse, kamasje] [N 24 (1964)] III-1-3
leren, studeren studeren: studeere (Borgharen) studeeren [SGV (1914)] III-3-1
leunstoel leunstoel: lø&#x0304nstōl (Borgharen) leuningstoel [SGV (1914)] III-2-1