18348 |
ijzertje onder een schoen |
hoefijzer:
hūféͅzər (Q156p Borgloon),
hoefijzertje:
hoefeizerke (Q156p Borgloon)
|
ijzertje onder de schoen [blakei] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
17846 |
in beweging komen |
bougeren (<fr.):
boezjiëre (Q156p Borgloon)
|
In beweging komen (op gang komen, (zich) roeren, bewegen) [N 108 (2001)]
III-1-2
|
17878 |
in de rug slaan (met de vuist) |
dompen:
dzjóe.mpe (Q156p Borgloon)
|
Met de vuist in de rug slaan (doffen, dompen, stompen, stoten, sjtokken) [N 108 (2001)]
III-1-2
|
20684 |
in de schil gekookte aardappelen |
aardappels bet de schil:
jāpəls beͅ də sxeͅl (Q156p Borgloon),
varkensaardappelen:
veͅrəkəsjapələ (Q156p Borgloon)
|
In de schil gekookte aardappelen (zwelmennekes?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
18037 |
indigestie (hebben) |
indigestie:
indezjêste (Q156p Borgloon),
vergierd zijn:
Oververzadigd, opgeblazen zijn.
vergiert zè.n (Q156p Borgloon)
|
Indigestie: storing van de spijsvertering als gevolg van overlading van de maag, te snel eten (overetendheid, indigestie, maag van streek, muik). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
17982 |
ingebeelde ziekte |
mannetjes maken:
mênnekes moa.ke (Q156p Borgloon)
|
Ingebeelde ziekte (niebekonter, iepreponder, hype). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
25433 |
ingewanden van geslacht vee |
darmen:
dɛrǝm (Q156p Borgloon)
|
Ingewanden van geslacht vee. Ook de algemene benamingen voor "ingewanden van vee" zijn hier opgenomen. [N 28, 58; N 28, 88; L 1a-m; L 1u, 106; Veldeke 26, 23; monogr.]
II-1
|
25434 |
ingewanden verwijderen |
darmen uithalen:
[darmen] ǫwthǫwlǝ (Q156p Borgloon)
|
Als het dier opgehangen is, snijdt de slachter de buik open, waarna hij de ingewanden (maag, darmen e.d.) verwijdert. Om het dier lichter te maken en het dus gemakkelijker te kunnen ophijsen, gebeurde dit bij een rund vroeger - voordat het gebruik van katrollen e.d. meer algemeen werd - terwijl het dier nog op de burrie lag. Een bij het woordtype genoemd object wordt niet fonetisch gedocumenteerd. Zie voor deze varianten van ''darmen'', ''pens'' e.d. het lemma ''ingewanden van geslacht vee''. [N 28, 59; monogr.]
II-1
|
33017 |
ingezaaid land |
vaardig:
vi̯āǝdǝx (Q156p Borgloon)
|
Wat men zegt van een akker wanneer alle bewerkingen tot en met het inzaaien verricht zijn. Zie ook het lemma ''pletplank, treedplankje'' in aflevering I.2, blz. 168. Het lemma bevat bijvoeglijke naamwoorden (attributief of predicatief gebruikt: ''ingezaaid land'' en ''het land is ingezaaid''), en, achterin, enkele zelfstandige naamwoorden en zegswijzen. [N 11A, 133b; N M, 25; monogr.]
I-4
|
25447 |
ingezouten |
ingezouten:
ēngǝzāǝtǝ (Q156p Borgloon)
|
Dit lemma sluit volledig aan bij het lemma ''het vlees conserveren''. In de Leuvense vragenlijsten 1a-m en 27 werd naar het begrip "ingezouten" gevraagd. Deze twee vragen worden hier als apart lemma gehonoreerd. [L 1a-m; L 27, 40; Veldeke 22, 67]
II-1
|