33182 |
inleggen (in een voor) |
inleggen:
e.nlęgǝ (Q156p Borgloon),
enlɛi̯ǝ (Q156p Borgloon)
|
Voor de fonetische documentatie van de typen poten en planten zie het lemma Poten; het verspreidingsgebied van zetten in dit lemma komt niet overeen met dat in het lemma Poten; het type is hier dan ook gedocumenteerd. [N 12, 11; JG 1a, 1b; monogr.]
I-5
|
25607 |
inschieten |
inschieten:
ensxītǝ (Q156p Borgloon),
inzetten:
enzętǝ (Q156p Borgloon)
|
Het deegbrood in de oven plaatsen. Een bij het werkwoord opgegeven object "brood", "deeg" e.d. wordt niet gedocumenteerd evenmin de bepaling "in de oven". [N 29, 45a; L 40, 13b; N 29, 30b; monogr.; OB 2, 2d]
II-1
|
25236 |
inslaan, van de bliksem gezegd |
inhouwen:
en hoͅuwə (Q156p Borgloon),
invallen:
ingevallen
engəvàlə (Q156p Borgloon)
|
inslaan, gezegd van de bliksem [afvellen] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
34001 |
inspannen |
inspannen:
e.nspanǝ (Q156p Borgloon)
|
Het opgetuigde paard voor een kar met berries spannen. Men plaatst het tussen de berries, waaraan de draagriem, de brede buikriem, en de strengen worden vastgemaakt. Voor andere voer- en landbouwwerktuigen wordt het paard niet in- maar aangespannen. De term inspannen werd echter ook enkele keren in de hier behandelde betekenis opgegeven. [JG 1b; N 8, 98a; RND 74]
I-10
|
20827 |
inzouten |
zouten:
zātə (Q156p Borgloon)
|
zouten [ZND 08 (1925)]
III-2-3
|
17593 |
iris |
kindje:
ki-jntsje (Q156p Borgloon)
|
Iris: het gekleurde gedeelte van het oog waarin zich de pupil bevindt (iris, oogappel). [N 106 (2001)]
III-1-1
|
21562 |
italiaan |
italiaan:
daz enən Itəliōn (Q156p Borgloon)
|
Dat is een Italiaan. [ZND 36 (1941)]
III-3-1
|
34074 |
jaarring |
jaarring:
jøǝręŋ (Q156p Borgloon),
ring:
ręŋk (Q156p Borgloon)
|
Jaarlijkse ringvormige verdikking aan de hoorns. [N 3A, 106b]
I-11
|
18705 |
jacquetjak |
jacquet (<fr.):
žḁkeͅt (Q156p Borgloon)
|
jak in jacquetvorm [seketjek] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18566 |
jacquetpak |
jacquet (<fr.):
jaket (Q156p Borgloon),
žø͂keͅt (Q156p Borgloon)
|
jacquetkostuum, bestaande uit zwarte slipjas, vest en gestreepte broek [sjeket, seket] [N 23 (1964)]
III-1-3
|