17893 |
klieven |
klieven:
klie.ve (Q156p Borgloon),
spalken:
spa.lke (Q156p Borgloon)
|
Vaneen scheiden (klieven, kloven, splijten, splitsen, (scheiden))\\ [N 108 (2001)]
III-1-2
|
24581 |
klimop |
veil:
-
vI:əl (Q156p Borgloon)
|
klimop [ZND 36 (1941)]
III-4-3
|
24536 |
klit |
klis:
klɛs (Q156p Borgloon)
|
klis [ZND 01 (1922)]
III-4-3
|
34493 |
kloeken |
kloeken:
klukǝ (Q156p Borgloon)
|
Geluid voortbrengen, gezegd van een broedse kip. [N 19, 47; monogr.]
I-12
|
20950 |
klokhuis |
zwaag:
zwoəg (Q156p Borgloon)
|
klokhuis (het binnenste van een appel) [ZND 17 (1935)]
III-2-3
|
18230 |
klomp |
holsblok:
holsblok (Q156p Borgloon),
klomp:
klump (Q156p Borgloon),
klonk:
kloenk (Q156p Borgloon),
klouŋk (Q156p Borgloon),
kluŋk (Q156p Borgloon, ...
Q156p Borgloon,
Q156p Borgloon),
klǫwŋk (Q156p Borgloon)
|
In het algemeen de benaming voor schoeisel dat is vervaardigd uit een uitgehold stuk hout. Er bestaan verschillende soorten klompen. Zie ook de lemmata ɛhoge klompɛ, ɛlage klompɛ etc.' [N 24, 70a; N 86, 46; A 15, 31b; L 36, 38; monogr.] || klomp [ZND m] || klomp (Frans: sabot) [klomp, blok] [N 24 (1964)] || klomp; Hoe heet een houten schoeisel (fr. sabot)? [ZND 36 (1941)]
II-12, III-1-3
|
18245 |
klompschoen |
klonkschoen:
kloenkschoeən (Q156p Borgloon),
schoenklonk:
sxunklouŋke (Q156p Borgloon)
|
klompschoen (zwart) bestaande uit een houten zool en een lederen schoenachtig bovengedeelte [N 24 (1964)]
III-1-3
|
23280 |
kloosterorde |
orde:
də straŋ ordə (Q156p Borgloon)
|
Een strenge orde (kloosterorde geef aan of het woord mannelijk, vrouwelijk of onzijdig is. [ZND 40 (1942)]
III-3-3
|
18120 |
kloven |
doorkappen:
dǫwrkapǝ (Q156p Borgloon)
|
Nadat het dier bestorven is, wordt het in twee delen verdeeld door het in de ruggegraat door te kappen. Soms laat men de ruggegraat aan één kant zitten en kapt men de ribben aan de andere kant los. Beide delen worden vervolgens apart verwerkt. [N 28, 89; Veldeke 32, 69; monogr.]
II-1
|
19469 |
kluit |
kluit:
vierhoekig
klø̄.tə (Q156p Borgloon)
|
bollen die gevormd worden uit kolengruis, leem en water [ZND 36 (1941)]
III-2-1
|