19599 |
lantaarn |
lantaarn:
latjān (Q156p Borgloon),
latsâ.n (Q156p Borgloon)
|
lamp/ luchter; inventarisatie soorten en gebruiksmogelijkheden; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] || lantaarn [ZND 01 (1922)]
III-2-1
|
18346 |
lap op een schoen |
huif:
hauf (Q156p Borgloon),
heuf (Q156p Borgloon)
|
lap op een schoen, stukje leer waarmee het bovenleer wordt gerepareerd [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18980 |
laster |
laster:
ook materiaal znd 30, 01
lāstər (Q156p Borgloon)
|
laster [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
18999 |
lasteren |
kwaadspreken:
ook materiaal znd 30, 01
kūt sprēkə (Q156p Borgloon)
|
laster [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
19297 |
lastig (werken) |
lastig:
ook materiaal znd 30, 02
lɛ̄stəg (Q156p Borgloon)
|
lastig [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
17814 |
laten |
laten:
lāōte (Q156p Borgloon),
lotə (Q156p Borgloon),
loute (Q156p Borgloon),
lūtə (Q156p Borgloon, ...
Q156p Borgloon)
|
laten [ZND 25 (1937)], [ZND 46 (1946)], [ZND m], [ZND m]
III-1-2
|
33384 |
latierboom |
balk:
balǝk (Q156p Borgloon),
box (e.):
bǫks (Q156p Borgloon
[(schutting)]
)
|
Een horizontale balk die twee paarden van elkaar scheidt, meestal hangend aan kettingen, ook wel vast verbonden. In plaats van een hangende balk kan er ook een eenvoudige en niet al te hoge tussenwand zijn. Met een box is een afgeschutte ruimte voor één paard bedoeld; de tussenwand maakt dan deel uit van de box. [N 5A, 59d; monogr.]
I-6
|
24990 |
lauw |
lauw:
lā. wetər (Q156p Borgloon),
loū (Q156p Borgloon),
lōu. wetər (Q156p Borgloon),
loͅuə (Q156p Borgloon)
|
lauw [ZND m] || Lauw. Lauw water [ZND 37 (1941)]
III-4-4
|
18356 |
lederen pantoffel |
slof:
sloeffe (Q156p Borgloon),
slūfə (Q156p Borgloon)
|
pantoffels, lederen ~, gemakkelijke huisschoenen zonder veters [petoffels, pantoefels, trumpe, sjlutsje, sloffe, sjloebe] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
20479 |
leeftijd, ouderdom |
ouderdom:
aadərdòm (Q156p Borgloon)
|
ouderdom [ZND 05 (1924)]
III-2-2
|