29921 |
metselen |
metsen:
mɛtsǝ (Q156p Borgloon)
|
Bij de bouw van stenen huizen met behulp van mortel de afzonderlijke stenen tot een samenhangend, vast geheel verbinden. [Wi 57; S 23; L 1a-m; L 31, 21; N 30, 1b; monogr.]
II-9
|
29996 |
metselzand |
zavel:
zǭvǝl (Q156p Borgloon)
|
Het zand dat bij de bereiding van mortel aan het bindmiddel, bijvoorbeeld kalk of cement, wordt toegevoegd. Doorgaans wordt gebruik gemaakt van rivierzand omdat dit scherp, schoon en ongelijk van korrelgrootte is. In Q 4 werd het zand doorgaans genoemd naar de plaats van herkomst. Ook de woordtypen 'brunssummmer zand' (Q 203), 'helchterse zand' (P 51), 'helchterse' (K 359) en 'lommelzand' (K 353, K 359, P 56) verwijzen naar plaatsen waar zand wordt of werd afgegraven. Zie voor het woordtype 'chape-zand' (L 364) het lemma 'Vloermortel'. [N 30, 36a; N 30, 36b; N 27, 47; L 42, 57; monogr.]
II-9
|
32088 |
meubelmaker |
meubelmaker:
mø̄.bǝlmēkǝr (Q156p Borgloon)
|
Ambachtsman die meubels vervaardigt. [N 55, 166a; L 34, 19b; monogr.]
II-12
|
21585 |
mevrouw |
madam (<fr.):
ari, gɛf madam əs ə schoaun polləkə (Q156p Borgloon)
|
Piet (Arie), geef madame nu eens een schoon handje [ZND 44 (1946)]
III-3-1
|
20123 |
miauwen |
keken:
kiə.kə (Q156p Borgloon)
|
miauwen [Goossens 1b (1960)]
III-2-1
|
24901 |
middag (s middags) |
noen:
nun (Q156p Borgloon),
s achternoens:
saternoens (Q156p Borgloon)
|
in de namiddag [ZND 34 (1940)] || middag [ZND 38 (1942)]
III-4-4
|
17839 |
middagdutje doen |
noenslapen:
nunslūpə (Q156p Borgloon)
|
Hoe noemt ge het wanneer iemand s middags wat gaat slapen ? [ZND 31 (1939)]
III-1-2
|
20573 |
middagmaal |
noen, de -:
noen (Q156p Borgloon),
voor s middags
nun (Q156p Borgloon)
|
de tweede maaltijd, later in de voormiddag [ZND 40 (1942)] || namen en uren van de dagelijkse maaltijden: 12 uur [ZND 18G (1935)]
III-2-3
|
22478 |
middelste kegel |
koning:
de keuning (Q156p Borgloon)
|
Hoe heet de middelste kegel in het kegelspel? [ZND 36 (1941)]
III-3-2
|
17668 |
middelvinger |
middelste vinger:
miltste vinger (Q156p Borgloon)
|
Middelvinger: de middelste, langste vinger (middelvinger, middelste vinger, langeman, lang(st)e vinger). [N 106 (2001)]
III-1-1
|