18619 |
nevelslinnen mutsje met plooienrand en kinbanden |
moeder:
mūdər (Q156p Borgloon)
|
mutsje, nevelslinnen ~ met een plooienrand en kinbanden {afb} [nevelskepke, - kap, ievelskepke] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
20482 |
nicht |
cousine (fr./du.):
kəzin (Q156p Borgloon)
|
nicht; de kinderen van een oom of tante [ZND 11 (1925)]
III-2-2
|
34208 |
nierbekkenontsteking |
dresen:
dręi̯zǝ (Q156p Borgloon),
drōǝzǝ (Q156p Borgloon)
|
Een aandoening van de pisbuis, vervolgens van de blaas en van een van de pisleiders en tenslotte van het nierbekken. De kwaal komt bijna uitsluitend bij het vrouwelijk dier voor. De dieren hebben minder eetlust, herkauwen weinig, vermageren, hebben een droge en stugge huid. Ze urineren telkens in kleine hoeveelheden. De oorzaak is een bepaalde smetstof. Zie ook het lemma ''chronische nier- en nierbekkenontsteking'' in wbd I.3, blz. 486. [N 3A, 94; N 52, 29; A 48A, 43]
I-11
|
34265 |
nieren |
nieren:
nīrǝ (Q156p Borgloon)
|
Boonvormig orgaan dat dient tot afscheiding van de urine. De opgaven zijn alle meervoud. [N 28, 88d]
I-11
|
34153 |
niet behouden |
verlopen:
˲fǝrlǫu̯pǝ (Q156p Borgloon),
weer willig:
wīr wilǝx (Q156p Borgloon)
|
Niet bevrucht. De koe wordt drie weken na de dekking weer tochtig. [N 3A, 32b]
I-11
|
34154 |
niet drachtig |
muntig:
møu̯ntšex (Q156p Borgloon)
|
[JG 1a, 1b; Gwn V, 4; monogr.]
I-11
|
25391 |
niet goed gebroeid |
te fel geschouwd:
tǝ fęl gǝsxā (Q156p Borgloon)
|
Als men bij het broeien te veel of te heet water gebruikt, is het effect averechts: de haren blijven dan erg vast op de huid zitten en laten zich niet gemakkelijk verwijderen. Opgaven als ''het varken is verbranden de huid is verbrand'' zijn versmolten tot één type "verbrand".' [N 28, 23; monogr.]
II-1
|
21654 |
niet gunnen |
niet laten:
ps. omgespeld volgens Frings.
ne gəlōi̯tə (Q156p Borgloon),
sə jout neͅi gəlōətə (Q156p Borgloon)
|
ze wordt niet gegund, i.v.m. de openbare verkoping van b.v. een boerderij [de boerderij is opgehouden?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
25386 |
niet meteen leegbloeden |
valse steek:
valsǝ stęǝk (Q156p Borgloon)
|
Soms bloedt een varken niet meteen leeg. omdat het niet goed gestoken is. Gevraagd was naar een uitdrukking voor dit niet meteen leegbloeden. Dit heeft voor het lemma tot gevolg gehad, dat er verschillende grammaticale categorieën te weten werkwoorden, zelfstandige en bijvoeglijke naamwoorden, voltooide deelwoorden en zinnetjes in voorkomen. Bij een aantal woordtypen is het varken het subject, bij andere is subject de slachter en bij de overige woordtypen is subject het bloed, de ader of het hart. Deze verdeling is in het lemma aangebracht. [N 28, 15; monogr.]
II-1
|
18020 |
niezen |
niezen:
nisə (Q156p Borgloon)
|
niezen [ZND m]
III-1-2
|