e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Borgloon

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
onvruchtbare koe kwee: kwē (Borgloon), kwęi̯ (Borgloon), kwɛi̯ (Borgloon) In dit lemma duiden de benamingen niet alleen op een koe die bij de dekking niet is bevrucht maar ook op een rund dat halfslachtig ter wereld is gekomen dat wil zeggen half stier en half koe is. Ook tweeling-runderen zijn vaker onvruchtbaar. [N 3A, 102; N 3A, 103; N 3A, 150h; N 3A, 150i; JG 1a, 1b; A 4, 14; L 20, 14; monogr; add. uit N C] I-11
onweersbui donderschoer: donderschoer  doͅndərsxūr (mv.: -sxīrə) (Borgloon), schoer: ən sxuər (Borgloon) onweersbui met veel regen en wind [schoer, donderschoer] [N 22 (1963)] III-4-4
onweerx onweer: onwēͅr (Borgloon), onweer (onz.)  oͅnwē(j)r (mv.: -s) (Borgloon) onweer [N 22 (1963)] III-4-4
onwel aardig: oadech zè.n (Borgloon, ... ), kwalijk: kohwlek (Borgloon), kolək (Borgloon), Duizelig.  kôllek (Borgloon), niet heel: Algemeen.  ni-j hê.l (Borgloon) hij is niet al te wel; hij is onpasselijk (de echte dialectwoorden hiervoor) [ZND 32 (1939)] || Onwel: zich niet gezond voelend (erg, onwel, niet goed, misselijk). [N 107 (2001)] || Zich niet lekker voelen (niet lekker, niet goed, gammel, krank). [N 107 (2001)] || Zich niet lekker voelen (spijten, kruchen, in de lappenmand zijn). [N 84 (1981)] III-1-2
ooft katjes: kaitches (Borgloon) hoe heet een appel (soms appelschijf) die platgedrukt en in de oven gedroogd is [ZND 17 (1935)] III-2-3
ooftvlaai appelvlaai: apəlvloͅə (Borgloon) Vla met moes van gedroogde appelen (euftevlaoj, zwarte vla?) [N 16 (1962)] III-2-3
oog oog: o.gə (Borgloon), ǫu̯x (Borgloon) ogen [RND] || Zie afbeelding 2.4. [JG 1a, 1b] I-9, III-1-1
oogkleppen ooglappen: ǫu̯xlɛp (Borgloon) Nagenoeg vierkante leren kleppen die ter hoogte van de ogen aan het hoofdstel vastgemaakt zijn. De oogkleppen dwingen het paard altijd voor zich uit te kijken, en voorkomen zo dat het naast zich iets zou bemerken dat het doet schrikken. [JG 1a, 1b, 1c, 2b, 2c; N 13, 28; monogr.] I-10
ooglid deksel: dɛksəl van də oͅuch (Borgloon), oogdeksel: augdeksel (Borgloon) een ooglid, de oogleden (deksel van het oog) [ZND 34 (1940)] III-1-1
oogst -opbrengst oogst: [oogst] (Borgloon) Oogst in de betekenis van "een goede oogst" of "de oogst staat er goed voor"; het tweede deel van deze laatste uitdrukking is ondergebracht in het volgende lemma. Voor de fonetische documentatie van de woordtypen [oogst], [bouw] en [bouwt], zie het lemma ''oogst -werkzaamheden'' (4.1.2); de in dit lemma gedocumenteerde varianten van oogst komen daar ofwel in het geheel niet voor, ofwel (soms) als een wezenlijk andere variant. [N 15, 11; L 5, 29; L 39, 39; S 27; monogr.; add. uit N 15, 10 en12] I-4