e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Borgloon

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pimpelmees begijntje: Frings  bəgai̯ŋkə (Borgloon, ... ), blauwselmannetje: bloͅ:əsəlmeͅnəkə (Borgloon) Hoe heet de pimpelmees? [DC 06 (1938)] || pimpelmees (11,5 blauwe kop, gele onderkant; nogal bekend, komt voor als koolmees [052] [N 09 (1961)] III-4-1
pink pink: pi.nk (Borgloon) Pink, de vijfde, kleinste vinger (pink (pinkel, pinker), kleine vinger). [N 106 (2001)] III-1-1
pinkelen pinkelen: piŋkələ (Borgloon) Hoe heet het kinderspel, waarbij een stokje, aan beide einden gescherpt, met een andere langere stok eerst omhoog en dan weggeslagen wordt? [ZND 34 (1940)] III-3-2
pinkelhoutje pinkel: piŋkəl (Borgloon) Hoe heet het kleine stokje uit 65a dat wegvliegt? [ZND 34 (1940)] III-3-2
pinksteren pinksten: peingsə (Borgloon) Hoe heet de 50e dag na Pasen: Pinksteren of Sinksen? [ZND 40 (1942)] III-3-3
pinstokken (voor de slee) pikken: də pikə (Borgloon) Hoe heten de stokken waarmee een kleine ijsslede wordt voortgeduwd? [ZND 40 (1942)] III-3-2
pioen jozemien: ook ZND 1 (a-m) en ZND 1u, 007  šōsəmīn (Borgloon) Ook mat. van ZND 15 (1930), 018 opgenomen [ZND 05 (1924)] I-7
pissebed varken: oniscus asellus/oniscus murarius (=ZND 18)  verken (Borgloon) pissebed, keldermot [GV K (1935)] III-4-2
pit van een steenvrucht kern: kjā.n (Borgloon), kjân (Borgloon) kern [ZND 01 (1922)] I-7
pit, kern van fruit kern: kjaan (Borgloon, ... ), kjān (Borgloon) [RND 08] [ZND 01 (1922)] [ZND 27 (1938)] I-7