25382 |
pompen |
pompen:
pompǝ (Q156p Borgloon)
|
Eén van de poten bewegen om zo het bloed beter te laten uitstromen nadat de keel van het dier is doorgesneden. [N 28, 14; monogr.]
II-1
|
18504 |
pompon van een muts |
floche (fr.):
floš (Q156p Borgloon),
kwispel:
Kwispel, kwast.
kwēəpsəl (Q156p Borgloon)
|
pluim van een muts [floes] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
21536 |
ponder |
pondel:
om kleine hoeveelheden te wegen (tot 10 kg)
pøͅyŋəl (Q156p Borgloon),
om kleine lasten te wegen
puingel (Q156p Borgloon),
pøͅyŋəl (Q156p Borgloon)
|
Weeginstrument met trekveerwerking. [N 18 (1962)]
III-3-1
|
19957 |
poort |
poort:
poǝt (Q156p Borgloon),
puǫ.t (Q156p Borgloon)
|
Opgenomen zijn de benamingen die de poort in het algemeen. Zie ook de lemmata "stalpoort, staldeur" (2.1.3) en "schuurpoort" (3.1.2). Zie de afbeeldingen 22, (a) ronde poort; 23, (b) rechthoekige poort; en 24, (c) details van de poort. In de toegevoegde klankkaart zijn de lengte van klinker en de gevallen van pseudo-klankverschuiving van de slot-t aangegeven. Zie afbeelding 18. [N 7, 48a; JG 1a, 1b; A 10, 7a en 7b; L A2, 286; L 5, 56; L 12, 5; R (s]
I-6
|
33796 |
poot |
poot:
pǫu̯t (Q156p Borgloon
[(mv pou̯tǝ)]
, ...
Q156p Borgloon)
|
Tussen haakjes de meervoudsvorm. [JG 1a, 1b]
I-11, I-9
|
33172 |
pootgoed, pootaardappelen |
plantzaad:
plá.nt˲zoǝt (Q156p Borgloon)
|
Mooie aardappelen worden apart gehouden om in het volgend seizoen gepoot te worden, als pootaardappelen. Pootaardappelen mogen niet te groot en niet te klein zijnen er mogen veel ogen in zitten. Ze worden op een koele plaats, in de kelder, bewaard. Voor de fonetische documentatie van de woordtypen voor aardappel, zie het lemma Aardappel. [N M, 15; JG 1a; L 40, 55; monogr.; add. uit N M, 22]
I-5
|
34174 |
pootjesblaas |
blaas bet de poten:
blǭǝs bę dǝ pǫu̯tǝ (Q156p Borgloon),
tweede blaas:
twidǝ blōǝs (Q156p Borgloon)
|
De tweede blaas waarin de voorpoten van het kalf zitten. [N 3A, 52b]
I-11
|
22806 |
pop |
pop:
en poop (Q156p Borgloon),
poep (Q156p Borgloon),
pup (Q156p Borgloon)
|
Een pop. [ZND 40 (1942)] || pop [GTRP (1980-1995)] || Pop. [Willems (1885)]
III-3-2
|
19849 |
porselein |
porselein:
pǫsǝlē̜n (Q156p Borgloon)
|
Verzamelnaam voor ceramische produkten die gebakken zijn uit porseleinaarde waar zekere bijvoegsels door zijn gemengd. Porselein kenmerkt zich door het feit dat het in tegenstelling tot bijvoorbeeld gleiswerk, fijn, wit en halfdoorschijnend is en een ongekleurd, sterk glimmend glazuur vertoont. [Wi 53; L 35, 78; N 20, 5; monogr.]
II-8
|
21481 |
portemonnee, beurs |
portemonnee (<fr.):
enə līrə portəmənei (Q156p Borgloon)
|
Een lederen portemonnaie. [ZND 37 (1941)]
III-3-1
|