e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Borgloon

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rijksveldwachter veldwachter: vɛ.ltwā.xtər (Borgloon) Hoe zegt men dat iemand door den veldwachter in boete wordt geslagen? Vertaal: "De veldwachter zal hem ... [ZND 36 (1941)] III-3-1
rijkswachter gendarme (fr.): enə zjəndɛrəm (Borgloon) Gendarm, rijkswachter. [ZND 35 (1941)] III-3-1
rijp rijp: rééəp (Borgloon) rijp [RND] III-2-3
rijp vormen, rijpen rijmen: ət heͅt gəreͅmp (Borgloon), rijmen  re͂ͅmə, re͂ͅmolə, gəre͂ͅmt (Borgloon) vriezen zodanig dat zich rijm op de bomen vormt [rouwvorsten, rijmen] [N 22 (1963)] III-4-4
rijp, rijmx rijm: rê.m (Borgloon), (m.)  de rēͅm (Borgloon), rijm (man.)  re͂ͅm (Borgloon) rijm (rijp, ijzel) [ZND 06 (1924)] || rijm, bevroren dauw of nevel die zich afzet op de takken [waterrijm, roevros] [N 22 (1963)] III-4-4
rijshout, bonenstaak boonstaak: boenstouk (Borgloon), bounstoak (Borgloon), rijs: rês (Borgloon) [ZND 23 (1937)]Erwtenrijzers, twijgen waartegen bepaalde erwten groeien [ZND 06 (1924)] I-7
rijstebrij rijstpap: re͂ͅspap (Borgloon), reͅəspap (Borgloon) Rijstebrij (pötjesbulling?) [N 16 (1962)] III-2-3
rijstevlaai rijstevla: re͂ͅsvlo͂ͅ (Borgloon), reͅəsvloͅə (Borgloon) Vla bedekt met spijs van rijst [N 16 (1962)] III-2-3
rijtuig voiture: vu̯atyr (Borgloon) Personenvoertuig, waarbij niet de huifkar bedoeld wordt. Gezien het feit dat het hier om zaken gaat die reeds lang verdwenen zijn, is de verwarring rond de dialecttermen groot. Dit lemma is samengesteld uit de antwoorden op algemene vragen als "hoe noemt u een tweewielig rijtuig" die geen betrekking hebben op een specifieke soort. Ook de meer algemene antwoorden die in N 101 bij de vragen naar bepaalde soorten rijtuigen opgegeven werden, zijn hier verwerkt. De veel voorkomende opgaven "koets" en "sjees", de bekendste vier- en tweewielige rijtuigen, zijn in de betreffende lemmata opgenomen. [N 101, 1-14; N G 51; L 1 a-m; L 28, 24; L 36, 70; LA 288; S 18, 30; Wi 16; monogr] I-13
rijzadel rijzadel: rɛi̯zǭǝl (Borgloon) Zadel dat gebruikt wordt bij het berijden van een paard. [JG 1a, 1b] I-10