e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Borgloon

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
tranende ogen leepogen: līboͅuhj (Borgloon) leepoog [ZND m] III-1-1
trant gang: ga.nk (Borgloon) Wijze van gaan (gank, loop, trant) [N 108 (2001)] III-1-2
trapleuning leen: lē̜ǝn (Borgloon), leun: lø̜jn (Borgloon), leuning: løjniŋ (Borgloon) Geprofileerde lijst die bij het op- en afgaan van de trap als steun kan worden gebruikt. De trapleuning wordt boven de buitenboom tegen de muur aangebracht of boven de binnenboom op balusters bevestigd. [N 55, 136; Wi 13b; L 12, 6; L 37, 31; monogr.] II-9
trappelen trippelen: trie.pele (Borgloon) Trappelen: in vlug tempo de voeten beurtelings oplichten en weer neerzetten (trappelen, trampelen, droebelen) [N 108 (2001)] III-1-2
trechter trechter: trɛ̄.xtər (Borgloon) trechter [ZND 08 (1925)] III-2-1
trechter op de gierton trechter: trē̜.xtǝr (Borgloon), trɛ̄xtǝr (Borgloon) In het spongat van de oude houten gierton werd een trechter geplaatst. Langs deze trechter goot men de gier met een emmer de ton in. Bij het vervoer van de gier werd de trechter vaak afgedekt met een oude jutezak. [N 18, 123; N 11A, 53c; JG 1a + 1b; monogr.] I-1
trede voet: vūt (Borgloon), voetje: vytjǝ (Borgloon) De ijzeren opstapper die bij de huifkar aan een van de berries is opgehangen. Bij het rijtuig maakt de trede deel uit van de bak. [N 17, 39; N G, 59d; monogr.] I-13
treiten kussen voor de trekken: kø̜i̯sǝ vø̜r dǝ trękǝ (Borgloon) Leren omwikkelingen van het haam, waaraan de trekhaken of -ogen bevestigd zijn. [N 13, 5] I-10
treiteren het hart uithalen: imant t had ō.thō.lə (Borgloon), het hart uithalen  imənt t hat ō.thō.lə (Borgloon), plagen: imant plūgə (Borgloon), immand plowge (Borgloon), imənt plūgə (Borgloon), tergen: imant tɛr(ə)gə (Borgloon), treiteren: trɛ̄tərə (Borgloon), triakelen: Specifiek Loons.  immand triowkele (Borgloon) Hoe zegt men "iemand plagen, tergen, kreten"? [ZND 36 (1941)] || Iemand kwellen, plagen (geef gelijkbetekenende woorden op). [ZND 29 (1938)] III-1-4
trek, eetlust appetijt: apətēt (Borgloon), eetlust: eetluis (Borgloon) hij heeft geen eetlust meer [ZND 34 (1940)] III-2-3