20367 |
verkering hebben |
caresseren:
kərsīērə (Q156p Borgloon)
|
vrijen (verkeren; courtiser) [ZND 08 (1925)]
III-2-2
|
18002 |
verkleumd |
bevroren:
bevrowre (Q156p Borgloon),
stijf:
verkilt is eerder ongewoon.
stē.f (Q156p Borgloon)
|
hij was gans verkleumd van de kou [ZND 28 (1938)]
III-1-2
|
18074 |
verkouden |
verkoud:
ich ben vərkā.ət (Q156p Borgloon)
|
ik ben verkouden [ZND 34 (1940)]
III-1-2
|
18080 |
verkoudheid |
kou:
dzə zyld enə kā pakə (Q156p Borgloon),
çəb enə kā ob də bō.s (Q156p Borgloon)
|
ge zult een kou vatten [ZND 34 (1940)] || Ik heb een kou op de borst. [ZND 22 (1936)]
III-1-2
|
21685 |
verkwanselen |
pronselen:
ps. omgespeld volgens Frings.
proͅŋsələ (Q156p Borgloon),
vertuisen:
ps. omgespeld volgens Frings.
vərtuəsə (Q156p Borgloon)
|
Verkwanselen, op verachtelijke wijze verhandelen [vertuitelen, verkwanselen?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21659 |
verlagen |
afslaan:
ps. omgespeld volgens Frings.
ōͅfsløn (Q156p Borgloon),
ps. omgespeld volgens Frings. Boven de "#"moet nog een ~ staan; deze combinatieletter is niet te maken/om te spellen en heb alleen de "#"omgespeld.
oͅ~fsloͅai̯n (Q156p Borgloon)
|
verlagen, iets in prijs ~ [afzetten? b.v. de biggen zijn afgezet?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21393 |
verliezen |
verliezen:
verlīēze (Q156p Borgloon, ...
Q156p Borgloon),
verlṇ.zə (Q156p Borgloon)
|
Verliezen. [Willems (1885)], [ZND m]
III-3-1, III-3-2
|
34165 |
verlopen |
niet vol zijn:
(de koe is) ni vǫǝl (Q156p Borgloon),
verlopen:
(de koe is) ˲fǝrlǫu̯pǝ (Q156p Borgloon)
|
Na korte tijd van dracht een misgeboorte hebben, gezegd van de koe. [N 3A, 39a]
I-11
|
20098 |
vermolmd hout |
vermilverd hout:
vermilverd hout (Q156p Borgloon)
|
Hout dat tot molm is overgegaan. Vermolmd hout ontstaat onder meer door verdroging, verrotting, insekten, houtworm en ziektes. [N E , 5]
II-12
|
34233 |
verse koe |
versgekalfde koe:
vjǭsgǝkalǝfdǝ kau̯w (Q156p Borgloon)
|
Koe die pas gekalfd heeft en aan een nieuwe melkperiode begint. [N 3A, 60]
I-11
|