19961 |
vrouwelijke hond, teef |
teefje:
teͅfkə (Q156p Borgloon),
tooi:
toͅi (Q156p Borgloon),
tooitje:
toike (Q156p Borgloon),
toͅikə (Q156p Borgloon)
|
teef [Goossens 1b (1960)] || teef: een vrouwelijke hond [GV K (1935)] || vrouwelijke hond [ZND 03 (1923)]
III-2-1
|
34556 |
vrouwelijke kalkoen |
troephen:
truphīn (Q156p Borgloon)
|
[A 6, 3b; L 1, 113; monogr.]
I-12
|
20124 |
vrouwelijke kat |
kat:
kat (Q156p Borgloon),
kattin:
ka’tin (Q156p Borgloon)
|
moerkat, vrouwelijke kat [Goossens 1b (1960)] || vrouwelijke kat [ZND 27 (1938)]
III-2-1
|
34473 |
vrouwelijke kip |
hen:
hen (Q156p Borgloon),
hī.n (Q156p Borgloon)
|
De hen is het wijfje van het tamme huishoen. [N 19, 37; Wi 13; Wi 14; Wi 17; NE II, 10; Gwn 5, 14; A 11, 1c; A6, 1b; L 6, 20a; L 22, 22; L 28, 35; L 42, 5; L 33, 20; L 34, 12; L 34, 13; JG 1a, 1b; S 14; L 1a-m; Vld.; monogr.]
I-12
|
18672 |
vrouwenkleren |
vrouwluikleren:
vrolleykléjer (Q156p Borgloon),
vroͅleͅikleͅjər (Q156p Borgloon)
|
vrouwenkleren [t vrouwendinge, de schörte] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18598 |
vrouwenonderhemd? |
vrouwluihemd:
vrolēihi.mə (Q156p Borgloon),
vroͅleͅihimə (Q156p Borgloon)
|
onderhemd voor vrouwen [N 25 (1964)]
III-1-3
|
33681 |
vruchtbare grond |
goede grond:
gui̯ǝ gront (Q156p Borgloon),
gui̯ǝ grǫnt (Q156p Borgloon),
labeurgrond:
labørgrǫnt (Q156p Borgloon)
|
Grond van een dergelijke samenstelling dat de groei van de geteelde gewassen er gunstig door wordt beïnvloed en die gunstig reageert na bemesting. Goede grond die geschikt is voor de teelt. [N 27, 28; N 27, 29; N 27, 30]
I-8
|
21584 |
vruchtgebruik |
tocht:
toxt (Q156p Borgloon),
vruchtgebruik:
vruchtgebruik (Q156p Borgloon)
|
hoe heet het levenslang vruchtgebruik van een goed bv. van een huis ? [ZND 32 (1939)]
III-3-1
|
25979 |
vuurmolen |
vuurmolen:
vȳ.r[molen] (Q156p Borgloon)
|
Molen die met behulp van een stoommachine wordt aangedreven. Het woordtype vuurmolen is ook van toepassing op molens die met een dieselmotor (P 119, P 188) of op elektriciteit werken. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel -ømolenŋ het lemma ɛmolenɛ.' [JG 1b add.; Jan 251; Coe 229; Grof 299; monogr.]
II-3
|
19543 |
vuurslag |
ijzeren pijpje:
ēͅzərə peͅpkə (Q156p Borgloon)
|
slagpen, stalen ~ in de tondeldoos (stool, vuurslag) [N 20 (zj)]
III-2-1
|