18132 |
wonde |
wonde:
de wown zal verzweejre (Q156p Borgloon),
də wūn zal zwīrə (Q156p Borgloon),
wown (Q156p Borgloon),
woən (Q156p Borgloon),
wūn (Q156p Borgloon)
|
Die wonde zal etteren [ZND 23 (1937)] || een wonde met warm water baden [ZND 32 (1939)] || wonde [ZND 45 (1946)]
III-1-2
|
19835 |
wonen |
wonen:
wunə (Q156p Borgloon)
|
wonen [ZND 08 (1925)]
III-2-1
|
21267 |
woord |
vets:
k x\\lo.f xin vi.\\ts tovâ.n (f\\ts\\m\\ = spaanders).
vi.əts (Q156p Borgloon),
woord:
wut (Q156p Borgloon)
|
woord [RND], [ZND m]
III-3-1
|
34202 |
wormbulten |
gezwel:
gǝzwęl (Q156p Borgloon)
|
In de zomer leggen runderhorzels hun eitjes aan de haren van het rund. Na enkele dagen kruipen er larven uit de eitjes. Deze dringen het lichaam binnen langs de haren en het haarzakje, doorboren de huid en groeien langzamerhand uit. In de winter komen ze vooral onder de huid van de rug terecht. Iedere plek waar een larve zit, vormt een bultje, de wormbult. Om te kunnen ademen doorboort de larve de huid van het rund. Dit veroorzaakt wondjes die gemakkelijk geïnfecteerd kunnen raken, waardoor zeer uitgebreide verettering kan ontstaan. Zie ook het lemma ''wormbulten'' in wbd I.3, blz. 478-479. [N 52, 22; N 3A, 83b; A 48A, 35; monogr.]
I-11
|
21014 |
wormstekig |
gestoken:
gestōͅkə (Q156p Borgloon),
gəstøəkə (Q156p Borgloon)
|
wormstekig, gezegd ve appel [Lk 01 (1953)]
III-2-3
|
20853 |
worst |
worst:
wōͅs (Q156p Borgloon)
|
worst [ZND 04 (1924)]
III-2-3
|
25450 |
worst maken |
saucisse maken:
sǝsīs mākǝ (Q156p Borgloon)
|
De kleinere stukken vlees en vet worden met een vleesmolen, een bijltje of een mes tot kleine stukjes gemaakt, Het vlees wordt eventueel gekruid en dan in de schoongemaakte darm geduwd. Vergelijk ook het lemma ''darmen met worstvlees vullen''. [N 28, 120; monogr.]
II-1
|
22430 |
worstelen |
worstelen:
wossele (Q156p Borgloon),
wrusselen:
froūssele (Q156p Borgloon)
|
Worstelen. [Willems (1885)]
III-3-2
|
20709 |
worstenbroodje |
worstbroodje:
woͅsbrøͅytšə (Q156p Borgloon)
|
Worstebroodje (sezijzebreudje?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
25451 |
worstvlees en -vet kleinmaken |
malen:
mǫwlǝ (Q156p Borgloon)
|
Men kapt of snijdt het vlees met een mes in kleine stukjes of verwerkt het met de vleesmolen. [N 28, 113; monogr.]
II-1
|