18675 |
zomerkleren |
zomerkleren:
zoumerkléjer (Q156p Borgloon),
zoͅumərkleͅjər (Q156p Borgloon)
|
zomerkleren [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18670 |
zondagse kleren |
`s zondagse kleren:
sondaagse kléjer (Q156p Borgloon),
soͅndoͅXsə klɛjər (Q156p Borgloon)
|
zondagse kleren [t sondagsdinge] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18328 |
zondagse schort |
cotonnade (fr.) voordoek:
kortná͂təvørəŋ (Q156p Borgloon),
vichyvoordoek (<fr.):
[Van Dale (FN): vichy, 1. vichy(water 2. vichystof (geruit, gestreept katoen)]
vichy-veuring (Q156p Borgloon)
|
schort, blauw-wit linnen zondagse schort [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18342 |
zool van een schoen |
zool:
zouəl (Q156p Borgloon),
zōl (Q156p Borgloon),
zû.l (Q156p Borgloon)
|
Zool (van schoen) [ZND m] || zool van een schoen [N 24 (1964)]
III-1-3
|
32455 |
zoolbeslag |
zool:
zǫwǝl (Q156p Borgloon)
|
Stuk leer, rubber of hout dat onder de zool van de klomp wordt aangebracht. [N 24, 71; monogr.]
II-12
|
28991 |
zoom |
zoom:
zǭwm (Q156p Borgloon)
|
De omgeslagen en vastgenaaide rand aan een stuk weefsel of een kledingstuk. Volgens Het Beste Naaiboek (pag. 290) zijn er drie soorten zomen: de omgeslagen zoom, de valse zoom en de apart aangezette zoom. Zie afb. 38. [N 62, 14a; L 8, 126; Gi 1.IV, 15; MW; S 46; monogr.]
II-7
|
34620 |
zoom in de huif |
sluif:
slāi̯f (Q156p Borgloon)
|
Open zoom in de huif, waardoor een koord loopt waarmee men de huif kan vastsjorren. [N 17, 75]
I-13
|
19525 |
zoutpot |
zoutpot:
m.
zātpoͅt (Q156p Borgloon),
zōətpoͅt (Q156p Borgloon),
zoutpot
zātpoͅt (Q156p Borgloon)
|
pot, stenen ~; inventarisatie benamingen voor grote ~~ voor bijv. zuurkool e.d., kleinere ~~ voor boter, eieren e.d. (pijppot, timperpot); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
34181 |
zuiveren |
haar zuiveren:
haar zuiveren (Q156p Borgloon)
|
Afscheiding blijven geven na het kalven, gezegd van de koe. [N 3A, 58]
I-11
|
20845 |
zult, preskop |
geperste kop:
geperste hoofdkaas
gəpā.zdə koͅp (Q156p Borgloon)
|
hoofdkaas [Goossens 1b (1960)]
III-2-3
|