20332 |
dochter |
dochter:
daahtər (Q156p Borgloon),
douchtər (Q156p Borgloon)
|
dochter; en ze zei dat ze het ook aan haar dochter zou zeggen [ZND 04 (1924)]
III-2-2
|
25373 |
doden |
slachten:
slaxtǝ (Q156p Borgloon)
|
De in dit lemma opgenomen gegevens duiden op het doden in het algemeen. De woordtypen kunnen betrekking hebben op zowel het doden van een varken als van een rund. Een bij de opgave eventueel bijgevoegd object ''varken'', ''rund'', ''koe'', ''beest''is niet in het woordtype opgenomen. De opgaven die wijzen op een doden door slaan met een hamer zijn ondergebracht in het lemma ''verdoven'', omdat het slachtdier in de regel door de slag eerst verdoofd raakte. Hierna kon het gemakkelijk gedood worden door steken of snijden. [N 28, 11a; N 28, 11b; N 28, 12 a; monogr.]
II-1
|
18252 |
doek |
doek:
doek (Q156p Borgloon),
duk (Q156p Borgloon, ...
Q156p Borgloon)
|
doek [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)]
III-1-3
|
18288 |
doek -> [wld iii 2.2] |
witte doek:
enə witən duk (Q156p Borgloon),
ne witten doek (Q156p Borgloon)
|
een witte doek [ZND 23 (1937)]
III-1-3
|
17925 |
doelloos friemelen |
met de vingers draaien:
bè òer vingers drêêe (Q156p Borgloon)
|
Doelloos met de handen spelen (haffelen, friemelen, krawietelen) [N 108 (2001)]
III-1-2
|
24137 |
doffer, mannelijke duif |
duifhaan:
dĕfōən (Q156p Borgloon),
duifhaan/-hoorn:
dĕfōən (Q156p Borgloon),
duifhaan; uu tussen u en o
døfuun (Q156p Borgloon)
|
doffer: een mannelijke duif [GV K (1935)] || duif, mannetje [ZND 18 (1935)], [ZND 39 (1942)]
III-4-1
|
34648 |
dogkar |
dogkar:
doq˱kar (Q156p Borgloon),
doq˱kār (Q156p Borgloon)
|
Tweewielig licht rijtuig, meestal zonder kap, voor vier personen die rug aan rug zitten. Er is geen aparte bok voor de koetsier. [N 17, 5, add; N 101, 5; N G, 51; L 27, 33; L 36, 70; L1a-m; monogr.]
I-13
|
18154 |
dokter |
dokter:
dokto.ər (Q156p Borgloon)
|
Hij woont naast de dokter, naast Verbelen [ZND 44 (1946)]
III-1-2
|
22409 |
domino |
domino:
dömənoͅu (Q156p Borgloon)
|
Domino. [ZND m]
III-3-2
|
17908 |
dompelen |
dompelen:
int wɛtər do.mpələ (Q156p Borgloon),
ps. invuller geeft alleen een antwoord op dompelen.
dumpələ (Q156p Borgloon, ...
Q156p Borgloon),
in het water dompelen:
ps. bij benadering omgespeld volgens IPA; onder de m staat nog een rondje, deze combinatieletter is niet te maken/om te spellen.
in ⁄t [weͅtər dømpələ (Q156p Borgloon, ...
Q156p Borgloon),
in het water steken:
in t wetter steejke (Q156p Borgloon),
in ⁄t wetter steejke (Q156p Borgloon, ...
Q156p Borgloon)
|
(in het water) dompelen [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)] || ge moet het doekje in t water dompelen [ZND 23 (1937)]
III-1-2, III-4-4
|