19345 |
dwarsdrijver |
terwarsdrijver:
wa nen terjasdreever (Q156p Borgloon),
wā nən tərjā.zdrē.vər (Q156p Borgloon)
|
Wat een dwarsdrijver! [ZND 23 (1937)]
III-1-4
|
33217 |
e. bijzondere rieken, naar het gebruiksdoel |
klaverriek:
klāvǝrrik (Q156p Borgloon),
pulpriek:
pølprek (Q156p Borgloon)
|
[N 18, 24]
I-5
|
18101 |
eczeem |
schurft:
schö.rf (Q156p Borgloon)
|
Eczeem: jeukende huiduitslag met blaren, roodheid, vochtafscheiding, korsten en schilfers (eczeem, uitslag, (haar)worm). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
21313 |
eed |
eed:
eejt (Q156p Borgloon),
eͅid (Q156p Borgloon),
eͅit (Q156p Borgloon)
|
eed [ZND 23 (1937)], [ZND m]
III-3-1
|
24436 |
eekhoorn |
eekhoorntje:
ook ZND 02, 008
eekjonke (Q156p Borgloon),
ēkīonke (Q156p Borgloon)
|
eekhoorn [ZND 01 (1922)]
III-4-2
|
18116 |
eelt, eeltknobbel |
blaren:
Blaren, ook voor eelt gezegd.
blūrə (Q156p Borgloon),
hard vlees:
`
hō.t fleͅis in zən hān (Q156p Borgloon)
|
Hij heeft eelt in zijn handen (verharding van de huid door het werken met de spade) [ZND 35 (1941)]
III-1-2
|
20505 |
een borrel drinken |
een drupje drinken:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m
dreupke dreenke (Q156p Borgloon),
een omstoten:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m
eejn eumstowte (Q156p Borgloon),
een pakken:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m
ene pakke (Q156p Borgloon),
enə pakə (Q156p Borgloon)
|
druppel (drinken), een borrel pakken [ZND 23 (1937)]
III-2-3
|
20941 |
een boterham smeren |
een boterham bereiden:
nə boͅtəram bre̞i̯jə (Q156p Borgloon)
|
smeren [RND]
III-2-3
|
22484 |
een cadeau geven |
schenken:
schênke (Q156p Borgloon)
|
Schenken. [Willems (1885)]
III-3-2
|
34490 |
een dag overslaan bij het leggen |
verloren leggen:
(de kippen) lęgǝ vǝrlōrǝ (Q156p Borgloon)
|
[N 19, 36]
I-12
|