20838 |
flauw |
weps:
weps (Q156p Borgloon),
wɛps (Q156p Borgloon)
|
flauw, smakeloos [RND] || meeps (flauw van smaak) [ZND 31 (1939)]
III-2-3
|
18010 |
flauwvallen |
kwalijk vallen:
kôllek valle (Q156p Borgloon),
van zijn klot vallen:
van òerre klot valle (Q156p Borgloon),
van zijn sus vallen:
Bewusteloos
van zenə sYs (Q156p Borgloon),
vortdraaien:
fòetdrêêe (Q156p Borgloon)
|
Bezwijming: flauwte, onmacht (zwijm(el), onmacht, kwalijk, flauw). [N 107 (2001)] || hoe is of wordt iemand die een harde slag op het hoofd heeft gekregen (met een zinnetje antwoorden) ? [ZND 23 (1937)]
III-1-2
|
19288 |
flikflooien |
mouwstrijken:
ook materiaal znd 23, 55
maustrēkə (Q156p Borgloon)
|
flikflooien [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
18021 |
fluim |
fluim:
flaum (Q156p Borgloon),
flay(3)m (Q156p Borgloon),
fluim (Q156p Borgloon)
|
fluim [ZND 23 (1937)], [ZND m]
III-1-2
|
21345 |
fluisteren |
femelen:
fīmələ (Q156p Borgloon),
fezelen:
Van Dale: fiezelen, (gew.) fezelen.
fīzələ (Q156p Borgloon)
|
fluisteren [ZND 30 (1939)], [ZND m]
III-3-1
|
22994 |
fluit |
fluit:
fleut (Q156p Borgloon),
fluitje:
fleutje (Q156p Borgloon)
|
Fluit. [Willems (1885)]
III-3-2
|
22995 |
fluiten |
fluiten:
fleute (Q156p Borgloon)
|
Fluiten. [Willems (1885)]
III-3-2
|
28760 |
fluweel, velours |
velours:
flūǝr (Q156p Borgloon)
|
Weefsel met een bovenkant met rechtopstaande garenuiteinden, ontstaan door een bijzondere afwerking. De binding bestaat uit een grondweefsel, in effen of keper, waartussen draden, die over grotere afstanden los liggen. Door deze door te snijden en op te borstelen ontstaat een pluche-achtig haardek: pool. Door zacht ruwen wordt het ø̄pluizenø̄ bevorderd, waarna de pool op een bepaalde lengte wordt afgeschoren (Bonthond s.v. ø̄fluweelø̄. [N 62, 78; N 62, 75f; 59, 201; MW; L 1a-m; L 23, 57a; S 9; monogr.]
II-7
|
18289 |
fluwelen broek |
velours (fr.):
vloeur (Q156p Borgloon),
velours (fr.) broek:
n flūrə bruk (Q156p Borgloon)
|
een fluwelen broek [ZND 23 (1937)]
III-1-3
|
33755 |
fokmerrie |
kweekmerre:
kwekmęrǝ (Q156p Borgloon),
veulensmerre:
vø̄.lǝsmęrǝ (Q156p Borgloon)
|
Een merrie geschikt voor de kweek of die één of meer veulens gehad heeft. Een kweekmeer werkt niet (Q 168), terwijl een veulensmeer ook in de kar loopt (Q 77). In tegenstelling tot een veulensmeer is een kweekmeer gewoonlijk drachtig. Kleinere boeren zorgen ervoor een veulensmeer te hebben, die jaarlijks een veulen werpt, waardoor elk jaar een aanspanner ter beschikking staat. [JG 1a, 1b; N 8, 50b]
I-9
|