e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Borlo

Overzicht

Gevonden: 2106
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
krijt krijt: en stuk wit kruid (Borlo) Een stuk wit krijt. [ZND 37 (1941)] III-3-1
kruien wegvoeren: wɛx˲vȳrǝ (Borlo) Een last met de kruiwagen vervoeren. [N 18, 100 add; Wi 33; S 19; L 29, 4; L 1a-m; RND 97; A 42, 13 add + 16 add; monogr.] I-13
kruik kruik: kraak (Borlo) kruik [ZND 29 (1938)] III-2-1
kruim breuzel: breuzel (Borlo) kruim [ZND 29 (1938)] III-2-3
kruin kruin: kraön (Borlo) de kruin van het hoofd (waar het haar draait) [ZND 29 (1938)] III-1-1
kruipend ongedierte wormen: wərəm (Borlo) wormachtig en kruipend gedierte [N 26 (1964)] III-4-2
kruis kruis: e kruis, twie kruisen (Borlo), krø̜̄s (Borlo), staartskruis: statskrø̜s (Borlo) Beenderenstelsel aan het einde van de rug. [N 3A, 109] || Een kruis, twee kruisen. [ZND 29 (1938)] || Kruising van ruggegraat en achterheupen, uitlopend in de staart en staartwortel. Zie afbeelding 2.31. [JG 1a, 1b; N 8, 13 en 14] I-11, I-9, III-3-3
kruisbeeld kruis: kruis (Borlo) Kruisbeeld. [ZND 22 (1936)] III-3-3
kruisbeen staartsbeen: statsbiǝn (Borlo), staartschroef: statsxrūf (Borlo) Heiligbeen, os sacrum; één der beenderen van het bekken. Het is een driehoekig beenstuk, ontstaan uit de vergroeiing van vijf wervels. [N 3A, 110a] I-11
kruisbes kroezel: krisəl (Borlo) kruisbes [ZND 16 (1934)] I-7