25101 |
met tussenpozen regenen |
regenachtig:
regenachtig
rēgəleͅxteͅx (P218p Borlo)
|
regenen bij tussenpozen [buien, sjoelen] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
32803 |
met vollen eggen |
op panden [eggen]:
op pān (P218p Borlo)
|
Manier van eggen waarbij men na het keren de volgende egbaan niet meteen bij de vorige laat aansluiten. Men laat tussen de baan die op de heenweg geëgd werd, en de baan die men op de terugweg trekt, telkens een strook ongeëgd liggen. Die strook kan in breedte variëren. Op de volgende heenweg wordt die strook of een deel daarvan "vol" geëgd. Op de volgende terugweg laat men dan weer een strook onbewerkt. Men kan telkens één "vol" laten liggen, maar ook twee of meer; zie de afb. 74, 75 en 76. Er wordt a.h.w. in spiraalachtige ronden geëgd. Dit doet men vooral om op de einden van de akker ruimer en sneller te kunnen draaien. Het paard hoeft dan minder stappen te zetten en de eg hoeft daarbij niet omgelegd of omgetrokken te worden. Voor het werkwoordelijk deel van de meeste termen en de weglating daarvan bij de varianten zie men de toelichting op het lemma ''eggen''.' [JG 1a + 1b + 1c + 2c; N 11, 83; N 11A, 176b; monogr.]
I-2
|
22793 |
met vuur spelen |
met vuur spelen:
met vuur spelen is gevaarlek (P218p Borlo)
|
Met vuur spelen is gevaarlijk. [ZND 37 (1941)]
III-3-2
|
18379 |
metalen uiteinde van een schoenveter |
haak:
hōk (P218p Borlo)
|
metalen uiteinde van een schoenveter [malie] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
29920 |
metselaar |
metser:
mętsǝr (P218p Borlo)
|
Ambachtsman die metselwerk verricht. Zie ook de toelichting bij de lemmata 'metselen' en 'handlanger'. [Wi 2; S 23; L 1a-m; L 17, 30; L B1, 103; RND 46; N 30, 1a; N 95, 159; monogr.; Vld]
II-9
|
32088 |
meubelmaker |
meubelmaker:
mø̄bǝlmǭkǝr (P218p Borlo)
|
Ambachtsman die meubels vervaardigt. [N 55, 166a; L 34, 19b; monogr.]
II-12
|
20123 |
miauwen |
keken:
kēkə (P218p Borlo)
|
miauwen [Goossens 1b (1960)]
III-2-1
|
24901 |
middag (s middags) |
noen:
nŏĕwn (P218p Borlo)
|
middag [RND]
III-4-4
|
20573 |
middagmaal |
noen, de -:
noen (P218p Borlo),
nūn (P218p Borlo)
|
namen en uren van de dagelijkse maaltijden: 12 uur [ZND 18G (1935)] || namen en uren van de dagelijkse maaltijden: middag [ZND 18G (1935)]
III-2-3
|
33785 |
middendeel van het paard |
lijf:
lē̜ǝf (P218p Borlo)
|
De middel- of middenhand van het paard, in tegenstelling met ''voorste deel van het paard tot achter de voorbenen'' (3.1.3) en ''achterhand van het paard'' (3.3.14). [JG 1a, 1b; N 8, 12]
I-9
|