e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Borlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
mond mond: munt (Borlo) mond [RND] III-1-1
mond- en klauwzeer pootziekte: pūtzękdǝ (Borlo) Een zeer besmettelijke ziekte, veroorzaakt dor een virus. De eerste verschijnselen zijn stijfheid, vermindering in de melk, hoge koorts, sterke speekselafscheiding. Daarna ontstaan er blaren op het slijmvlies van de mond en de tong, aan de spenen en tussen de klauwen. Ook inwendig kunnen blaren voorkomen. De grootste schade wordt veroorzaakt door allerlei bij- en naziekten zoals verwerpen bij drachtige dieren, zeer ernstige uierontstekingen, langdurige kreupelheden, klauwontstekingen en misvormingen van de klauwen, uitgebreide etteringen en longaandoeningen (Berns 1983, blz. 181). Zie ook het lemma ''mond- en klauwzeer'' in wbd I.3, blz. 484-486. De gegevens van A 48A, 21 zijn verwerkt in de aflevering over het kleinvee (wld I.12) in het lemma ''mond- en klauwzeer'' (1.1.7). [N 3A, 80a; monogr.] I-11
mondstuk embouchure (fr.): embochuur (Borlo) Hoe heet het mondstuk van een muziekinstrument; zet het bepalend lidwoord er voor, zodat het geslacht duidelijk wordt. [ZND 39 (1942)] III-3-2
mondvol hap: hap (Borlo) hap (mondvol) (afbijten) [ZND 32 (1939)] III-4-4
mot mot: motten (Borlo) mot (beschrijving) [Lk 03 (1953)] III-4-2
motor moteur: motøͅyr (Borlo) motor [RND] III-3-1
motregen, fijne regen motregen: motregen  moͅtrēgəl (Borlo) motregen, stofregen [moef-, stief-, smook- naajersregen, stobber, mozel, mot, smies] [N 22 (1963)] III-4-4
motregenen, licht regenen niffelen: niffelen  neͅfələ (Borlo, ... ), zibberen: zibberen  zeͅbərə (Borlo, ... ) beginnen te motregenen [te stieven, stiefregenen, mozelen, smossen, riezelen, ziebelen, zauwelen, netelen, zéémelen] [N 22 (1963)] || lichtjes regenen [sprenkelen, siebelen, zeiveren] [N 22 (1963)] III-4-4
mouw met kanten plooisel pofmouw: pufmā (Borlo) mouw met kanten plooisel [lobmouw] [N 23 (1964)] III-1-3
muilkorf voor kalveren kalverkorf: kalǝvǝrkørǝf (Borlo) De muilkorf voor kalveren die geen hooi mogen vreten. [N 3A, 14e] I-11