34116 |
penis van de stier |
pik:
pek (P218p Borlo)
|
Mannelijk geslachtsorgaan. [JG 1a, 1b]
I-11
|
17911 |
persen |
werken:
werken (P218p Borlo)
|
Het maken van uitdrijvende bewegingen, gezegd van de koe die gaat kalven. [N 3A, 47]
I-11
|
18627 |
pet met opstaand bovenstuk |
kepie:
keͅpī (P218p Borlo)
|
pet met opstaand cylindervormig bovenstuk in het algemeen {afb} [zeje pet] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18281 |
pet: algemeen |
bonnet (<fr.):
bonnet (P218p Borlo),
klak:
klak (P218p Borlo, ...
P218p Borlo,
P218p Borlo),
klakje:
kleͅkskə (P218p Borlo),
muts:
muts (P218p Borlo)
|
pet (hoofdbedekking voor mannen) - zijn er verschillende benamingen? [ZND 16 (1934)] || pet, hoofddeksel met een klep [kips, patsj, klak, koetsj, paaj, flet, kap, klep, muts, luif] [N 25 (1964)] || pet, muts, klak [RND]
III-1-3
|
33568 |
peterselie |
petersel:
peͅitərsel (P218p Borlo),
pītərsil (P218p Borlo),
peterselie:
peterselie (P218p Borlo)
|
[Goossens 1b (1960)] [ZND 05 (1924)]
I-7
|
33508 |
peul, dop (znw) |
schulp:
sxøͅləp (P218p Borlo)
|
[Goossens 1b (1960)]
I-7
|
33522 |
peulen, doppen (ww.) |
peulen:
poͅulə (P218p Borlo)
|
[Goossens 1b (1960)]
I-7
|
20876 |
pijpensteel |
staart:
stat (P218p Borlo)
|
Pijpensteel. Het dunne buisvormige deel van een pijp. [ZND 41 (1943)]
III-2-3
|
18642 |
pijpjesmuts? |
pijpjesmuts:
peͅpkesmuts (P218p Borlo)
|
pijpjesmuts, in de betekenis van soort muts; betekenis/uitspraak [N 25 (1964)]
III-1-3
|