22687 |
prent(je) |
beeld(je):
e schoon billeke (P218p Borlo)
|
Een schoon beeldeken (Fr. image). [ZND 21 (1936)]
III-3-2
|
23307 |
priestersteek met ronde luifel |
pastoorshoed:
pastūrshut (P218p Borlo)
|
priestersteek met ronde luifel [N 25 (1964)]
III-3-3
|
22862 |
prijzen (mv.) |
prijzen:
prɛ:zə (P218p Borlo)
|
prijzen (mv.) [RND]
III-3-2
|
22356 |
priktol |
dop:
Alleen in fichesbakken!
doͅb (P218p Borlo),
kapdop:
kapdop (P218p Borlo, ...
P218p Borlo),
Alleen in fichesbakken!
kapdoͅp (P218p Borlo)
|
Hoe noemt men een dergelijk stuk speelgoed dat in bezeging wordt gebracht met behulp van een touwtje dat er omheen wordt gedraaid? [priktol] [Lk 03 (1953)] || Priktol (= werptol: door middel van een erom gewonden touw werpt men hem draaiend op de grond). [ZND 16 (1934)] || Wurfkreisel.
III-3-2
|
18190 |
pronkveer op een hoed |
pluim:
plām (P218p Borlo)
|
pronkveer op een hoed [N 25 (1964)]
III-1-3
|
19676 |
provisiekast, etenskast |
garde è manger (fr.):
xartma͂žeͅi̯ (P218p Borlo),
vliegschapje:
vlīəxšaeͅpkə (P218p Borlo)
|
voorraad- of provisiekast [N 05A (1964)]
III-2-1
|
20911 |
pruim |
pruim:
praam (P218p Borlo)
|
[ZND 34 (1940)]
I-7
|
18926 |
prutsen |
frutselen:
frutselen (P218p Borlo)
|
Frutselen (met kleinigheden bezig zijn). [ZND 35 (1941)]
III-1-4
|
18930 |
prutswerk |
gesmodder:
wa e gesmoder (P218p Borlo),
vuil:
wa e vuil (P218p Borlo)
|
Wat een geknoei (slecht en slordig werk). [ZND 35 (1941)]
III-1-4
|
32879 |
punt van het blad van de zeis |
bek:
bęk (P218p Borlo)
|
De scherpe punt aan het blad van de zeis, aan het uiteinde tegenover de arend en de hak. Zie afbeelding 5, nummer 3. [N 18, 68c; JG 1a, 1b, 2c; monogr.]
I-3
|