e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Borlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
prent(je) beeld(je): e schoon billeke (Borlo) Een schoon beeldeken (Fr. image). [ZND 21 (1936)] III-3-2
priestersteek met ronde luifel pastoorshoed: pastūrshut (Borlo) priestersteek met ronde luifel [N 25 (1964)] III-3-3
prijzen (mv.) prijzen: prɛ:zə (Borlo) prijzen (mv.) [RND] III-3-2
priktol dop: Alleen in fichesbakken!  doͅb (Borlo), kapdop: kapdop (Borlo, ... ), Alleen in fichesbakken!  kapdoͅp (Borlo) Hoe noemt men een dergelijk stuk speelgoed dat in bezeging wordt gebracht met behulp van een touwtje dat er omheen wordt gedraaid? [priktol] [Lk 03 (1953)] || Priktol (= werptol: door middel van een erom gewonden touw werpt men hem draaiend op de grond). [ZND 16 (1934)] || Wurfkreisel. III-3-2
pronkveer op een hoed pluim: plām (Borlo) pronkveer op een hoed [N 25 (1964)] III-1-3
provisiekast, etenskast garde è manger (fr.): xartma͂žeͅi̯ (Borlo), vliegschapje: vlīəxšaeͅpkə (Borlo) voorraad- of provisiekast [N 05A (1964)] III-2-1
pruim pruim: praam (Borlo) [ZND 34 (1940)] I-7
prutsen frutselen: frutselen (Borlo) Frutselen (met kleinigheden bezig zijn). [ZND 35 (1941)] III-1-4
prutswerk gesmodder: wa e gesmoder (Borlo), vuil: wa e vuil (Borlo) Wat een geknoei (slecht en slordig werk). [ZND 35 (1941)] III-1-4
punt van het blad van de zeis bek: bęk (Borlo) De scherpe punt aan het blad van de zeis, aan het uiteinde tegenover de arend en de hak. Zie afbeelding 5, nummer 3. [N 18, 68c; JG 1a, 1b, 2c; monogr.] I-3