e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Borlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rijglaars stramp: stramp (Borlo) laars waarvan het beenstuk moet worden dichtgeregen [N 24 (1964)] III-1-3
rijkdom fortuin: fortyyn (Borlo), rijkdom: rɛgdum (Borlo) rijkdom [RND] III-3-1
rijkswachter gendarme (fr.): ene jenderm (Borlo) Gendarm, rijkswachter. [ZND 35 (1941)] III-3-1
rijp rijp: réép (Borlo) rijp [RND] III-2-3
rijp vormen, rijpen ijzelen: ijzelen  ēͅzələ (Borlo) vriezen zodanig dat zich rijm op de bomen vormt [rouwvorsten, rijmen] [N 22 (1963)] III-4-4
rijp, rijmx ijzel: ijzel (m.)  ēͅzəl (Borlo), rijm: rijm (Borlo) rijm, bevroren dauw of nevel die zich afzet op de takken [waterrijm, roevros] [N 22 (1963)] || rijp, rijm [DC 48 (1973)] III-4-4
rijshout, bonenstaak boonstaak: boenstauk (Borlo) [ZND 23 (1937)] I-7
rijzadel rijzadel: rē̜.zǭl (Borlo) Zadel dat gebruikt wordt bij het berijden van een paard. [JG 1a, 1b] I-10
rijzen, uit de aren vallen builen: bø̜̄lǝ (Borlo), uitvallen: āt˲valǝ (Borlo) Het uit de aren vallen van de graankorrels, wanneer het graan goed droog is en op de wagen getast wordt. ''tasser op de wagen'' (5.1.5). In L 286 en 288 voegt men toe dat dergelijk koren rijskoren (riskōrǝ) wordt genoemd. De laatste drie uitdrukkingen betekenen zoveel als: "het koren is zo droog dat de korrels uit de aren vallen". Naar de fonetische verschijningsvorm zouden de uitdrukkingen (het is) rijs echter ook persoonsvormen van het werkwoord rijzen kunnen zijn.' [N 15, 53; JG 1a, 1b, 2c; L 32, 41; monogr.] I-4
ringen ringen: ręŋǝ (Borlo), trompen: trompǝ (Borlo) Het varken een ring in de neus zetten om het het wroeten te beletten. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; N 70, 9; N 19, 26; N 19, 26, Q 98 add.; monogr.] I-12