e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Borlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
slecht mens, slechte kerel slechte mens: ene slechte mins (Borlo) Een zeer slecht mens (galgenaas). [ZND 35 (1941)] III-1-4
slepen slepen: slęi̯pǝ (Borlo) De in dit lemma bijeengebrachte termen betreffen het bewerken van de akker met een sleep, om de grond gelijk te trekken, aardkluiten te verbrijzelen of fijn zaad in de grond te werken, alsmede het slepen van weiland, om mestplakken en molshopen te verbreiden en/of gestrooide mest over de grasmat uit te strijken. Hoe de hieronder voorkomende vormen ''eg'' + ''eg'' en ''eggen'' + ''eggen'' verstaan moeten worden, is aangegeven in de lemmata ''eg'' en ''eggen''. [JG 1a + 1b + 1c; N 11, 81 + 85; N 11A, 173c + 180; S 33; L 6, 66; div.; monogr.] I-2
sleutelbloem kattenkaas: kattekosen (Borlo, ... ), kerksleutel: -  kerksleutel (Borlo), tijloos: -  teilloes (Borlo) sleutelbloem [ZND 34 (1940)] || sleutelbloem (tekening, beschrijving vh uiterlijk) [Lk 03 (1953)] || sleutelbloem, kweekplant (primula) [Lk 03 (1953)] III-4-3
slijm bij de nageboorte slijm: slø̜̄m (Borlo), slęm (Borlo) Kleverige slijm bij de nageboorte. [N 3A, 57b] I-11
slijmblaas slijm: slē̜m (Borlo) Gelei-achtige afscheiding uit de schede v√≥√≥r het kalven. [N 3A, 37] I-11
slijmkoek slijmkoek: slē̜mkuk (Borlo) Koekje dat het kalf bij de geboorte in de bek heeft. [N 3A, 56] I-11
slip slip: høməslep (Borlo) hemdslip, pand van een hemd [slup, slipruiter, geer, vaan, lesj, hemsjlup] [N 25 (1964)] III-1-3
slip-over gestrikt (volt. deelw.): gəstreͅk (Borlo) slipover, truivest zonder mouwen [N 23 (1964)] III-1-3
slipjas pitteleer (<fr.): petəlēr (Borlo), slipjas: slepjA.s (Borlo), zwaluwstaart: zweͅlvərsta.t (Borlo) jacquetjas, zwarte jas met lange achterpanden [pitteleer, pieteloer, slipjas, frak, batsesleeger, billentikker, klaovert, steekert] [N 23 (1964)] III-1-3
slipjas: spotnamen billenkletser: beləkleͅtsər (Borlo) jacquetjas, zwarte jas met lange achterpanden [pitteleer, pieteloer, slipjas, frak, batsesleeger, billentikker, klaovert, steekert] [N 23 (1964)] III-1-3