22413 |
vishengel |
vislijn:
vischlijn (P218p Borlo)
|
Een lange stok om mee te vissen. [ZND 23 (1937)]
III-3-2
|
30189 |
vitsen |
vitsen:
vętsǝ (P218p Borlo)
|
Vlechtwerk vervaardigen voor de wanden van gebouwen met vakwerk. In L 318b werd dit werk verricht door de 'tuiner' ('tȳnǝr'). In een aantal plaatsen, bijvoorbeeld in Q 111, leverde ook de strodekker gevlochten wanden voor de huizenbouw. In Q 83 gebruikte men 'hondshout' ('hǫnshōt'), een makkelijk te klieven houtsoort, voor het vlechtwerk van lemen huizen. Zie ook het lemma 'Reephout'. [N 4A, 53g; N F, 56a; monogr.]
II-9
|
20730 |
vlaai met deegdeksel |
taart:
toet (P218p Borlo)
|
een dikke appeltaart met deksel [ZND 32 (1939)]
III-2-3
|
21424 |
vlaams |
duits:
duitsch (P218p Borlo),
vlaams:
vlaoms (P218p Borlo),
vlaumsch (P218p Borlo)
|
vlaams [ZND 23 (1937)] || Vlaams; bijvoeglijk naamwoord - [DC 47 (1972)]
III-3-1
|
21394 |
vlag |
drapeau (fr.):
drapo (P218p Borlo)
|
vlag [ZND 17 (1935)]
III-3-1
|
30487 |
vlaggen |
rissen:
ręsǝ (P218p Borlo)
|
Plaggen of zoden die als nokbedekking worden gebruikt. Tegenwoordig wordt de nok vooral afgedekt met behulp van vorstpannen. Zie ook het lemma 'Vorstpan' in wld II.8, pag. 86. [N F, 9; N 4A, 34b]
II-9
|
33283 |
vlas hagen |
hagen:
hau̯gǝ (P218p Borlo),
op rijen zetten:
ǫp rii̯ǝ zɛtǝ (P218p Borlo)
|
Het op rijen zetten van vlas. In de twee Leuvense vragenlijsten is gevraagd naar het "hagen" van vlas of stenen (voor dit laatste zie aflevering II.8, lemma Hagen); wanneer is aangegeven dat de opgave op stenen betrekking heeft, is deze hier weggelaten. [L 1, a-m; L 26, 10]
I-5
|
30183 |
vlechtlatten |
vitslatten:
vętslatǝ (P218p Borlo)
|
Latten die op korte afstand van elkaar verticaal tussen de regels bevestigd worden. Door de latten worden vervolgens de twijgen gevlochten. [N 4A, 53a; N 31, 45d; Vld]
II-9
|
30184 |
vlechttwijgen |
vitsstekken:
vętsstɛkǝ (P218p Borlo)
|
De twijgen die horizontaal door de vlechtlatten worden gevlochten. [N 4A, 53b; N 31, 45d; monogr.; div.]
II-9
|
34130 |
vleeskoe |
vleeskoe:
vliskā (P218p Borlo)
|
Koe die vlezig van bouw is. [N 3A, 149]
I-11
|