e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Borlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vishengel vislijn: vischlijn (Borlo) Een lange stok om mee te vissen. [ZND 23 (1937)] III-3-2
vitsen vitsen: vętsǝ (Borlo) Vlechtwerk vervaardigen voor de wanden van gebouwen met vakwerk. In L 318b werd dit werk verricht door de 'tuiner' ('tȳnǝr'). In een aantal plaatsen, bijvoorbeeld in Q 111, leverde ook de strodekker gevlochten wanden voor de huizenbouw. In Q 83 gebruikte men 'hondshout' ('hǫnshōt'), een makkelijk te klieven houtsoort, voor het vlechtwerk van lemen huizen. Zie ook het lemma 'Reephout'. [N 4A, 53g; N F, 56a; monogr.] II-9
vlaai met deegdeksel taart: toet (Borlo) een dikke appeltaart met deksel [ZND 32 (1939)] III-2-3
vlaams duits: duitsch (Borlo), vlaams: vlaoms (Borlo), vlaumsch (Borlo) vlaams [ZND 23 (1937)] || Vlaams; bijvoeglijk naamwoord - [DC 47 (1972)] III-3-1
vlag drapeau (fr.): drapo (Borlo) vlag [ZND 17 (1935)] III-3-1
vlaggen rissen: ręsǝ (Borlo) Plaggen of zoden die als nokbedekking worden gebruikt. Tegenwoordig wordt de nok vooral afgedekt met behulp van vorstpannen. Zie ook het lemma 'Vorstpan' in wld II.8, pag. 86. [N F, 9; N 4A, 34b] II-9
vlas hagen hagen: hau̯gǝ (Borlo), op rijen zetten: ǫp rii̯ǝ zɛtǝ (Borlo) Het op rijen zetten van vlas. In de twee Leuvense vragenlijsten is gevraagd naar het "hagen" van vlas of stenen (voor dit laatste zie aflevering II.8, lemma Hagen); wanneer is aangegeven dat de opgave op stenen betrekking heeft, is deze hier weggelaten. [L 1, a-m; L 26, 10] I-5
vlechtlatten vitslatten: vętslatǝ (Borlo) Latten die op korte afstand van elkaar verticaal tussen de regels bevestigd worden. Door de latten worden vervolgens de twijgen gevlochten. [N 4A, 53a; N 31, 45d; Vld] II-9
vlechttwijgen vitsstekken: vętsstɛkǝ (Borlo) De twijgen die horizontaal door de vlechtlatten worden gevlochten. [N 4A, 53b; N 31, 45d; monogr.; div.] II-9
vleeskoe vleeskoe: vliskā (Borlo) Koe die vlezig van bouw is. [N 3A, 149] I-11