e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Borlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
wit stervormig vlekje op het voorhoofd ster: stē̜ǝr (Borlo) Witte plek op het voorhoofd van donkerharige paarden, niet groot maar van verschillende vorm als rond, ovaal e.d. Een ster is iets groter dan een kol. Zie afbeelding 3. [JG 1a, 1b; N 8, 27a; S 27] I-9
wit van het ei wit: wet (Borlo) [JG 1b, 1c; monogr.] I-12
witte kanten muts waarop een sierkrans werd gedragen frullenmuts: frøləmuts (Borlo), frulmuts: frølmuts (Borlo) muts, witte kanten ~ waarop een sierkrans wordt gedragen {afb} [kroezel-, frul-, froezel-, krul-, poffermuts] [N 25 (1964)] III-1-3
witte kool kabuis: keͅbāzə (Borlo), witte kool: wetə ky(3)̄əl (Borlo), witte kuul (Borlo) [Goossens 1b (1960)] [Lk 05 (1953)] I-7
witte kwikstaart kwikstaart: kwikstat (alg.) (Borlo), kwikstaartje: kwikstetje (Borlo, ... ) kwikstaart [ZND 01 (1922)], [ZND 29 (1938)] || kwikstaart, wit (Motacilla alba alba L.) [Lk 04 (1953)] III-4-1
witte muts met een strik onder de kin kornet (<fr.): koͅrneͅt (Borlo) mutsje, witte ~ dat met een strik onder de kin wordt vastgeknoopt [N 25 (1964)] III-1-3
witte muts met linten babymuts: babimuts (Borlo) muts, witte ~ met linten {afb} [N 25 (1964)] III-1-3
witte muts met sierkrans en afhangende linten grote muts: grūtəmuts (Borlo) muts, grote witte ~ waarop een dikke hoefijzervormige krans met afhangende linten wordt gedragen {afb} [poffer-, kröl-, frul-, knip-, greute muts] [N 25 (1964)] III-1-3
witte waterlelie waterlelie: -  wétərleli: (Borlo) witte waterlelie [DC 49a (1974)] III-4-3
wolfsdak dak bet gebroken nekken: doak˱ bǝ xǝbrǫwkǝ nękǝ (Borlo), frans dak: frans doak (Borlo) Zadeldak waarvan de topgevels zijn afgeknot. [N 4A, 23a; div.] II-9