17877 |
bont en blauw slaan |
bont en blauw slaan:
bont in blou gəslaogə (P218p Borlo),
groen en blauw houwen:
grüin in blou gəhōut (P218p Borlo)
|
bont en blauw geslagen [RND]
III-1-2
|
18629 |
bont geruite langwerpige omslagdoek |
neusdoek:
nøyzək(skə) (P218p Borlo)
|
omslagdoek, bont geruite langwerpige (stola-achtige) ~ voor meisjes [bonte nuzzik] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
34031 |
bonte koe met rode kop |
geplekkerde koe:
gǝplękǝrdǝ [koe] (P218p Borlo)
|
Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe''(3.3.1). [N 3A, 123a]
I-11
|
34038 |
bonte koe met zwarte kop |
zwartkop:
zwatkǫp (P218p Borlo)
|
[N 3A, 128]
I-11
|
18297 |
bontkraag |
pelskraag:
peͅlskrōəx (P218p Borlo)
|
kraag van bont [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18682 |
bontmantel |
harenpaletot (<fr.):
(harenpalto)
hōrəpa.ltou (P218p Borlo)
|
bontmantel [N 23 (1964)]
III-1-3
|
22552 |
boog |
boo:
moeilijk leesbaar
bow (P218p Borlo),
Mv.: bo.ë
buu (P218p Borlo),
center:
sɛdǝr (P218p Borlo)
|
boog [RND] || Gebogen holronde overdekking van een muuropening. Bogen worden vooral toegepast bij overspanningen die groter zijn dan 1 meter of bij zware belasting. Zie ook afb. 52. Met het woordtype 'segmentboog' wordt een boog in de vorm van een cirkelsegment aangeduid. De woordtypen 'strekboog', 'strek' en 'scheitrechte boog' worden gebruikt voor een boog met een horizontale welflijn. In L 290 en L 291 werd een halfronde boog zonder ramen vaak als ontluchting in de gevels van schuren of stallen aangebracht. Men noemde dit: 'een halve maan' ('ǝn halǝf mǭn'). In Q 121 werd in het midden van de boog dikwijls een ornament of kijlvormige gevelsteen geplaatst. Zie ook het lemma 'Sluitsteen'. [N 32, 16a; N 32, 17a; N 4A, 40a; monogr.] || Hoe heet een boog dien de kinderen maken van een buigbaren stok en een koord? [ZND 32 (1939)]
II-9, III-3-2
|
24472 |
boom (alg.) |
boom:
bu:əm (P218p Borlo)
|
boom [RND]
III-4-3
|
33511 |
boomgaard |
fruitwei:
fruitwei (P218p Borlo),
frøͅi̯t[wei} (P218p Borlo)
|
boomgaard [ZND 22 (1936)]
I-7
|
33280 |
boon, algemeen |
boon:
bunǝ (P218p Borlo)
|
Phaseolus L. Zoals bij de erwt gaat ook hier het lemma met de algemene benaming vooraf aan de namen van specifieke soorten. Enkelvouden en meervouden zijn apart gehouden. [JG 1a, 1b, 1c; L 1, a-m; L 1u, 21; L 8, 84; L 22, 3a; S 4; Wi 14; monogr.; add. uit N P, 23]
I-5
|