e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Borlo

Overzicht

Gevonden: 2106
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
doek doek: doek (Borlo) doek [ZND 23 (1937)] III-1-3
doek -> [wld iii 2.2] witte doek: enne witten doek (Borlo) een witte doek [ZND 23 (1937)] III-1-3
doel goal (eng.): də goͅul (Borlo) Het doel. [DC 49 (1974)] III-3-2
doelman keeper (eng.): Kipper  kepər (Borlo) Doelverdediger. [DC 49 (1974)] III-3-2
doelpunt goal (eng.): goͅul (Borlo) Doelpunt. [DC 49 (1974)] III-3-2
doffer, mannelijke duif duifhaan: davon (Borlo), dāvōn (Borlo), duifhaan/-hoorn: dāvōu (Borlo) doffer: een mannelijke duif [GV K (1935)] || duif, mannetje [ZND 18 (1935)] III-4-1
dolle kervel dolle kelver: dǫlǝ kęlǝvǝr (Borlo) Chaerophyllum temulum L. Een vrij algemeen voorkomend -naar men aanneemt: giftig- onkruid aan bosranden, akkerkanten en beschaduwde wegbermen met een behaarde, roodgevlekte stengel, witte bloempjes in schermen en veervormig, ingesneden donkergroen blad. Het bloeit van mei tot juli en de lente varieert van 60 tot 120 cm. [A 60A, 16; L 1, a-m; L 6, 35; L 15, 8; S 7; monogr.] I-5
dompelen in het water steken: in t wetter steken (Borlo), in ⁄t wetter steken (Borlo, ... ) (in het water) dompelen [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)] || ge moet het doekje in t water dompelen [ZND 23 (1937)] III-1-2, III-4-4
donderen donderen: donderen (Borlo, ... ), donderen (m.)  doͅndərə (Borlo) donderen [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)] || donderen [hommelen] [N 22 (1963)] III-4-4
donderkruid donderkruid: dondər kra:t (Borlo) donderkruid [DC 46 (1971)] III-4-3