e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Borlo

Overzicht

Gevonden: 2106
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
doof doof: as ēnne potdauvf (Borlo) hij is zo doof als... (vertaal en vul aan) [ZND 23 (1937)] III-1-1
doofpot krikkenpot: krikəpoͅt (Borlo) doofpot [N 05A (1964)] III-2-1
dooien dooien: doeien (Borlo, ... ), t slaakt]: dooien  duəjə (Borlo), het dooit  ⁄t dujət (Borlo) dooien [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)] || dooien [t weer gaat af [N 22 (1963)] III-4-4
dooier doren: dou̯rǝ (Borlo), dǫu̯rǝ (Borlo) Het geel van het ei. [RND 123; L 1a-m; L 3, 8; L A2, 383; JG 1b, 1c, 2c; monogr.] I-12
doopdekentje doopsarge: dūpsa͂di (Borlo) dekentje waaronder de dopeling naar de kerk wordt gedragen [N 25 (1964)] III-2-2
doopjurkje doopkleed: dūpklīət (Borlo), doopmantel: du:pma:ntəl (Borlo), doopmanteltje: du:pmɛ:ntəlkə (Borlo) doopjurkje [deumhemke] [N 25 (1964)] || doopkleed [RND] III-2-2, III-3-3
doopmutsje doopmuts: dūpmuts (Borlo) doopmutsje [N 25 (1964)] III-2-2
doopvont doopvont: du:pfunt (Borlo) doopvont [RND] III-3-3
doordeweekse (werk)schort blauwe voordoek: blōəvø̄rək (Borlo), werkvoordoek: weͅrəkvø̄rək (Borlo) schort, blauwlinnen (werk) ~ voor door de week [N 24 (1964)] || voorschoot, werkschort zonder borststuk scholk, skolk, veuring, veurik, sloep, sloof, slopschorteldoek] [N 24 (1964)] III-1-3
doordeweekse kleren `s werkendaagse kleren: sweͅrkənda.xsə klīr (Borlo) door-de-weekse kleren [t s werkendagse dinge, werkdinge] [N 23 (1964)] III-1-3