33413 |
drinkbak voor de kippen |
drinkbak:
dręŋkbak (P218p Borlo)
|
De drinkbak voor de kippen in het kippenhok. [A 48, 16c]
I-6
|
33366 |
drinkbak voor de koeien |
waterbak:
wɛtǝrbak (P218p Borlo)
|
Uit een aantal benamingen wordt niet duidelijk om welke soort van drinkbak het gaat: los of vast, ouderwets of modern. Andere benamingen geven aan uit welk materiaal de bak vervaardigd is. [L 38, 33; monogr.; add. uit N 5A, 37a; A 10, 10]
I-6
|
19574 |
drinkglas |
glas:
glās (P218p Borlo),
glōͅəs (P218p Borlo),
pint:
pi̞nt (P218p Borlo)
|
drinkglas [RND] || glas [ZND 35 (1941)]
III-2-1
|
34236 |
droge koe |
muntige koe:
møntǝxǝ kā (P218p Borlo)
|
Koe die geen melk meer geeft maar toch niet drachtig is. [N 3A, 73]
I-11
|
25232 |
droog blijven |
t blijft over]:
daar hangt iets in de lucht
dōə heͅyk geͅt əndə loͅx (P218p Borlo),
het weet niet wat het wil
tweͅit nĕ wàt weͅlt (P218p Borlo)
|
droog blijven hoewel er regen dreigt, gezegd van het weer [t weert heen [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25128 |
droog weer |
droog:
drūūch (P218p Borlo),
Algemene opmerking: lijst omgespeld volgens Frings!
dry(3)̄xə (P218p Borlo)
|
droog [DC 45 (1970)], [RND]
III-4-4
|
34156 |
droogstaan |
droogstaan:
(de koe) sti drȳǝx (P218p Borlo)
|
Geen melk meer geven. [N 3A, 72b; JG 1a, 1b]
I-11
|
25126 |
druilerig en koud weer |
regenachtig (weer):
regenachtig
rēgəleͅxteͅx (P218p Borlo),
smodderweer:
smoͅdrə wējər (P218p Borlo)
|
druilerig weer [moezerig, monketig] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25133 |
druppel |
drup:
dreup (P218p Borlo, ...
P218p Borlo)
|
druppel (water) [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)]
III-4-4
|
25108 |
druppen, druppelen |
druppen:
drepen (P218p Borlo, ...
P218p Borlo)
|
druppen (door het dak druipen, regenen) [ZND 23 (1937)] || druppen (door het dak regenen) [ZND 01 (1922)]
III-4-4
|