e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Borlo

Overzicht

Gevonden: 2106
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
flikflooien fletsen: ook materiaal znd 23, 55  fletsen (Borlo), mouwstrijken: ook materiaal znd 23, 55  mouwstreiken (Borlo) flikflooien [ZND 01 (1922)] III-1-4
fluim fluim: fluim (Borlo) fluim [ZND 23 (1937)] III-1-2
fluweel, velours velours: flūr (Borlo) Weefsel met een bovenkant met rechtopstaande garenuiteinden, ontstaan door een bijzondere afwerking. De binding bestaat uit een grondweefsel, in effen of keper, waartussen draden, die over grotere afstanden los liggen. Door deze door te snijden en op te borstelen ontstaat een pluche-achtig haardek: pool. Door zacht ruwen wordt het ø̄pluizenø̄ bevorderd, waarna de pool op een bepaalde lengte wordt afgeschoren (Bonthond s.v. ø̄fluweelø̄. [N 62, 78; N 62, 75f; 59, 201; MW; L 1a-m; L 23, 57a; S 9; monogr.] II-7
fluwelen broek velours (fr.) broek: en floere broek (Borlo) een fluwelen broek [ZND 23 (1937)] III-1-3
fokmerrie kweekmerre: kwekmęrǝ (Borlo), veulensmerre: vø̜i̯lǝsmęrǝ (Borlo) Een merrie geschikt voor de kweek of die één of meer veulens gehad heeft. Een kweekmeer werkt niet (Q 168), terwijl een veulensmeer ook in de kar loopt (Q 77). In tegenstelling tot een veulensmeer is een kweekmeer gewoonlijk drachtig. Kleinere boeren zorgen ervoor een veulensmeer te hebben, die jaarlijks een veulen werpt, waardoor elk jaar een aanspanner ter beschikking staat. [JG 1a, 1b; N 8, 50b] I-9
fokzeug kurrenzog: kørǝzox (Borlo) Zeug die men houdt om biggen te winnen. [JG 1a, 1b; N M, 22 add.; monogr.] I-12
fooi drinkgeld: drink geld (Borlo) fooi [ZND 35 (1941)] III-3-1
forsgebouwde koe particuliere koe: partǝklīr kā (Borlo) [N 3A, 141a] I-11
fortuin maken zich rijk maken: He zal zich riek maken (Borlo) Fortuin. [ZND 35 (1941)] III-3-1
framboos framboos: framboes (Borlo), framboo-es (Borlo) framboos [ZND 34 (1940)] I-7