19288 |
flikflooien |
fletsen:
ook materiaal znd 23, 55
fletsen (P218p Borlo),
mouwstrijken:
ook materiaal znd 23, 55
mouwstreiken (P218p Borlo)
|
flikflooien [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
18021 |
fluim |
fluim:
fluim (P218p Borlo)
|
fluim [ZND 23 (1937)]
III-1-2
|
28760 |
fluweel, velours |
velours:
flūr (P218p Borlo)
|
Weefsel met een bovenkant met rechtopstaande garenuiteinden, ontstaan door een bijzondere afwerking. De binding bestaat uit een grondweefsel, in effen of keper, waartussen draden, die over grotere afstanden los liggen. Door deze door te snijden en op te borstelen ontstaat een pluche-achtig haardek: pool. Door zacht ruwen wordt het ø̄pluizenø̄ bevorderd, waarna de pool op een bepaalde lengte wordt afgeschoren (Bonthond s.v. ø̄fluweelø̄. [N 62, 78; N 62, 75f; 59, 201; MW; L 1a-m; L 23, 57a; S 9; monogr.]
II-7
|
18289 |
fluwelen broek |
velours (fr.) broek:
en floere broek (P218p Borlo)
|
een fluwelen broek [ZND 23 (1937)]
III-1-3
|
33755 |
fokmerrie |
kweekmerre:
kwekmęrǝ (P218p Borlo),
veulensmerre:
vø̜i̯lǝsmęrǝ (P218p Borlo)
|
Een merrie geschikt voor de kweek of die één of meer veulens gehad heeft. Een kweekmeer werkt niet (Q 168), terwijl een veulensmeer ook in de kar loopt (Q 77). In tegenstelling tot een veulensmeer is een kweekmeer gewoonlijk drachtig. Kleinere boeren zorgen ervoor een veulensmeer te hebben, die jaarlijks een veulen werpt, waardoor elk jaar een aanspanner ter beschikking staat. [JG 1a, 1b; N 8, 50b]
I-9
|
34312 |
fokzeug |
kurrenzog:
kørǝzox (P218p Borlo)
|
Zeug die men houdt om biggen te winnen. [JG 1a, 1b; N M, 22 add.; monogr.]
I-12
|
21559 |
fooi |
drinkgeld:
drink geld (P218p Borlo)
|
fooi [ZND 35 (1941)]
III-3-1
|
34119 |
forsgebouwde koe |
particuliere koe:
partǝklīr kā (P218p Borlo)
|
[N 3A, 141a]
I-11
|
21556 |
fortuin maken |
zich rijk maken:
He zal zich riek maken (P218p Borlo)
|
Fortuin. [ZND 35 (1941)]
III-3-1
|
33528 |
framboos |
framboos:
framboes (P218p Borlo),
framboo-es (P218p Borlo)
|
framboos [ZND 34 (1940)]
I-7
|