e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Borlo

Overzicht

Gevonden: 2106
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gekruld haar gekruld haar: gekrold haar (Borlo) hij heeft gekruld haar [ZND 35 (1941)] III-1-1
geld geld: geͅlt (Borlo), gɛlt (Borlo), ich ben me geld kwijet (Borlo), xɛld (Borlo) geld [RND], [ZND 14 (1926)] || geld opdoen (opmaken) [RND] || Ik ben mijn geld kwijt [ZND 29 (1938)] III-3-1
gelijken (op) gelijken: gelijke (Borlo) gelijken [ZND 25 (1941)] III-4-4
geloof geloof: hee hei ze geloef verlouren (Borlo) Hij heeft zijn geloof verloren. [ZND 23 (1937)] III-3-3
geloven geloven: geloeven (Borlo) Geloven. [ZND 35 (1941)] III-3-3
geluksvogel; altijd geluk hebben gelukkige tist: da is ene gelukkigen tist (Borlo) Iemand die altijd geluk heeft. [ZND 35 (1941)] III-1-4
gemak gemak: ook ZND 23, 076  gemak (Borlo) gemak [ZND 01 (1922)] III-1-4
gemakkelijk gemakkelijk: ook materiaal znd 23, 77  gemekkelijk (Borlo) gemakkelijk [ZND 01 (1922)] III-1-4
gemeen gemeen: ook materiaal znd 23, 79  gemein (Borlo) gemeen (smerig, slecht) [ZND 01 (1922)] III-1-4
genezen genezen: wirmal genezen (Borlo) hij is weer op zijn effen (weer genezen) [ZND 34 (1940)] III-1-2