17580 |
gekruld haar |
gekruld haar:
gekrold haar (P218p Borlo)
|
hij heeft gekruld haar [ZND 35 (1941)]
III-1-1
|
21274 |
geld |
geld:
geͅlt (P218p Borlo),
gɛlt (P218p Borlo),
ich ben me geld kwijet (P218p Borlo),
xɛld (P218p Borlo)
|
geld [RND], [ZND 14 (1926)] || geld opdoen (opmaken) [RND] || Ik ben mijn geld kwijt [ZND 29 (1938)]
III-3-1
|
25078 |
gelijken (op) |
gelijken:
gelijke (P218p Borlo)
|
gelijken [ZND 25 (1941)]
III-4-4
|
23206 |
geloof |
geloof:
hee hei ze geloef verlouren (P218p Borlo)
|
Hij heeft zijn geloof verloren. [ZND 23 (1937)]
III-3-3
|
23207 |
geloven |
geloven:
geloeven (P218p Borlo)
|
Geloven. [ZND 35 (1941)]
III-3-3
|
19220 |
geluksvogel; altijd geluk hebben |
gelukkige tist:
da is ene gelukkigen tist (P218p Borlo)
|
Iemand die altijd geluk heeft. [ZND 35 (1941)]
III-1-4
|
19101 |
gemak |
gemak:
ook ZND 23, 076
gemak (P218p Borlo)
|
gemak [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
19227 |
gemakkelijk |
gemakkelijk:
ook materiaal znd 23, 77
gemekkelijk (P218p Borlo)
|
gemakkelijk [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
18945 |
gemeen |
gemeen:
ook materiaal znd 23, 79
gemein (P218p Borlo)
|
gemeen (smerig, slecht) [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
18165 |
genezen |
genezen:
wirmal genezen (P218p Borlo)
|
hij is weer op zijn effen (weer genezen) [ZND 34 (1940)]
III-1-2
|