e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L428p plaats=Born

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kleerborstel borstel: beustel (Born), kleerborstel: kleijerböstel (Born) Kleerborstel. Hoe noemt men het hierboven afgebeelde voorwerp, dat wordt gebruikt om stof uit kleren, stoelbekleding, gordijnen enz. te verwijderen? [DC 15 (1947)] III-1-3
kleerhanger hanger: hē̜ŋǝr (Born), hęŋǝr (Born) Gebogen houtje of beugel met haak waarop men jas of mantel zonder kreuken kan ophangen. [N 59, 35; monogr.] II-7
kleermaker snijder: šnīdǝr (Born) Algemene benaming voor persoon die kleren maakt. [N 59, 197a; L 1a-m; L 28, 2; S 18; monogr.] II-7
kleermakersbedrijf kledermakerij: klęjǝrmēkǝri (Born), snijderij: šnīdǝri (Born) Algemene benaming voor het kleermakersbedrijf. [N 59, 202b; monogr.] II-7
kleermakersborstel borstel: bø̄stǝl (Born) Borstel, meestal van paardenhaar, waarmee men bij het persen de wolvezels in de goede richting schuiert. In het algemeen borstelt men hiermee stof en kleren schoon. Zie afb. 20. [N 59, 32] II-7
kleermakerskrijt krijt: krīt (Born) Het kleermakerskrijt wordt gebruikt om patronen op de stof over te nemen. Deze krijtlijnen verwijdert men later weer. Het krijt is vier- of driehoekig van vorm (Gerritse, pag. 21) en voelt vettig aan (Papenhuyzen III, pag. 9). Men kan ook met behulp van een zogenaamde rokkenspuit een lijn trekken. Door verstuiven van krijtpoeder kan men hiermee een lijn op de rok trekken om een rechte zoom te krijgen op de juiste hoogte. Zie afb. 6 en 7. [N 59, 5; N 62, 66; monogr.] II-7
kleermakerstafel werktafel: werktǭfǝl (Born) De tafel waarop of waaraan de kleermaker werkt. Deze tafel wordt gewoonlijk gemaakt van vurenhout. Dikwijls laat men op de tafel een triplex blad maken, omdat vurenhout wel eens splintert en men geen last wil hebben van naden trekken in het blad (Papenhuyzen III, pag. 6). [N 59, 1a] II-7
kleermakersvak snijdersvak: snīdǝrsfak (Born), šnīdǝrsfak (Born) De algemene benaming voor het vak van kleermaker. [N 59, 202a; monogr.] II-7
kleermakerszit snijderszit: snīdǝrszet (Born) Wijze van zitten van de kleermaker op de kleermakerstafel, met gekruiste benen. Zie afb. 30. [N 59, 199; monogr.] II-7
klei, leem leem: lęi̯m (Born) Grijs- tot geelachtige, sterk samenhangende, enigszins klevende, vruchtbare grondsoort, ontstaan door afzetting van verweringsprodukten door rivieren. Leem is ook een kleiachtige grondsoort echter met een zandgehalte groter dan 20%. Zie ook het lemma ɛklei, leemɛ in wld II, afl. 8 (pottenbakker e.a.), blz. 31.' [N 27, 41; N 27, 33; N 18, 2 add.; N 18, 5 add.; N 15, add.; R 3, 6; A 10, 4; Wi 52, 53; Vld.; monogr.] I-8