e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L428p plaats=Born

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
raaskallen bazelen: bazelen (Born) onzin praten, raaskallen [revelen, raaskallen, wauwelen, lullen, bazelen] [N 87 (1981)] III-3-1
raat raat: rǭt (Born) Een raat is een schijf gevormd door twee lagen met de rug tegen elkaar liggende zeszijdige cellen. Ze wordt door de bijen gemaakt voor het opkweken van de larven en voor het opbergen van honing in de winter. Het bouwsel is van was. [N 63, 13a; L 1a-m; S 3; A 25, 10; JG 1a+1b; JG 2b-5, 3; Ge 37, 53; monogr.] II-6
raathoning, tafelhoning raathoning: rāthōneŋ (Born) Blanke honing die in de raat verkocht wordt. [N 63, 115b; monogr.] II-6
radio radio: radio (Born) een radio-ontvangtoestel [radio] [N 90 (1982)] III-3-1
rafel franjel: frajĕlle (Born), pluis: Met dalend accent.  plùìs (Born) Hoe noemt men de losse draden, die uit een weefsel loslaten? (Nederl. rafels) [DC 31 (1959)] III-1-3
rafelen rafelen: rōufelen (Born), rāfǝlǝ (Born) aan de rand uiteenvallen in afzonderlijke draden, het loslaten van draden, gezegd van weefsel [rafelen, raffelen, reffelen, riefelen] [N 86 (1981)] || Uitvezelen van stof. [N 59, 188; N 62, 45a; MW; S 29; monogr.] II-7, III-1-3
rails rails (<eng.): rēēls (Born) de staven waarop een trein loopt [rails, riels, riggels] [N 90 (1982)] III-3-1
ramen lappen ruiten wassen: ruiten wassen (Born), wassen: wɛšə (Born) ramen zemen [DC 15 (1947)] III-2-1
rammelaar rammelaar: rammeleer (Born), remməlèr (Born), rekel: rèkel (Born) Het speeltuig voor heel jonge kinderen, dat bestaat uit een holle bol met een handvat waarin zich één of meer losse balletjes bevinden [rammelaar, rammel, klater]. [N 88 (1982)] || konijn, mannetje [DC 04 (1936)] III-2-1, III-3-2
rammelen rammelen: rammelen (Born) een onwelluidende, trillende klank voortbrengen, gezegd van loszittende voorwerpen die in beweging gebracht worden [rammelen, rotelen] [N 91 (1982)] III-4-4