e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L428p plaats=Born

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schil van een vrucht schil: WLD  schél (Born) De zachte huid van een vrucht (schil, schel, pel). [N 82 (1981)] I-7
schilfer schilfer: schilver (Born) een dun, afgebroken of loslatend blaadje van een harde of droge stof, bijv. gezegd van kalk of roest [bluster, vel, schilver] [N 91 (1982)] III-4-4
schimpen schampen: schampen (Born) op onwaardige wijze kritiek uitspreken [schimpen, spijkeren] [N 85 (1981)] III-3-1
schip schip: šê.p (Born) schip [RND] III-3-1
schipper schipper: šipər (Born) schipper [RND] III-3-1
schipperen schipperen: schipperen (Born) naar omstandigheden handelen, niet aan zijn beginsels vasthouden, maar alles rustig in het werk stellen om een oplossing te vinden [busselen, schipperen] [N 85 (1981)] III-1-4
schitteren schitteren: schitteren (Born) een sterk, beweeglijk licht verspreiden zodat het pijn doet aan de ogen [schitteren, glariën] [N 91 (1982)] III-4-4
schoenen (mv.) schoenen (mv.): sjoon (Born) Hoe noemt men de schoenen? Maakt men verschil tusschen hooge en lage schoenen? [DC 09 (1940)] III-1-3
schoepen struinen: struunen (Born) Met een groep jongens door het veld, de bossen trekken met kwaad in de zin [schupen]. [N 88 (1982)] III-3-2
schoft, kwart van een werkdag schichts: schichs (Born) een vierde deel van een werkdag [schoft, schof, poos] [N 91 (1982)] III-4-4