e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L428p plaats=Born

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
spoorwieltje draadwieltje: draadwieltje (Born) Een wieltje aan een handvat dat dient om draden in een kunstraat te bevestigen. [N 63, 15] II-6
sporen van de haan hanensporen: hānǝspǭrǝ (Born), hānǝšpǭrǝ (Born) Doornachtige hoornuitwas van de poten van de haan. [N 6, 3; L 7, 27b; monogr.] I-12
sport van een stoel spil: špīl (Born) ronde of vierkante latten, die soms de poten van een stoel aan de onderzijde verbinden [DC 19 (1951)] III-2-1
spotten spotten: spotten (Born, ... ) de spot drijven met [spotten, spreeuwen, truten, zwanzen] [N 85 (1981)] || zich met belachelijk makende of oneerbiedige scherts [grappen] uiten [spreeuwen, spotten, truten, zwanzen, lollen, leuren] [N 85 (1981)] III-1-4, III-3-1
spreeuw spreeuw: spreef (Born) Hoe heet de spreeuw? [DC 06 (1938)] III-4-1
spreken, praten praten: zelden gebruikt  pròòtə (Born) praten [DC 02 (1932)] III-3-1
sprenkelen sprinkelen: sprinkelen (Born) druppelsgewijze uitstrooien, uitgieten [spuiten, sprenkelen, sprengen] [N 91 (1982)] III-4-4
springvloed springtij: springtij (Born) springvloed, hoge waterstand die ontstaat als zon- en maanvloed samenwerken [giertij, springtij, gierstroom] [N 81 (1980)] III-4-4
sprinkhaan sprinkhaan: sprènkhaan (Born) sprinkhaan [DC 07 (1939)] III-4-2
sprokkelen sprokkelen: sprokkelen (Born) Sprokkelen: gevallen, dor hout zoeken (sprokkelen, stekkeren). [N 84 (1981)] III-1-2