21783 |
zaak |
bedrijf:
bedrief (L428p Born)
|
inrichting voor de uitoefening van een bepaalde tak van industrie, handel, enz. [bedrijf, zaak, gedoente, doen, gedoe, gedoendel] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
25227 |
zacht winterweer |
rustig:
röstig (L428p Born)
|
zacht winterweer [open, wak] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25237 |
zachte wind, briesje |
het ritselt:
ritselt (L428p Born)
|
nauwelijks hoorbare wind [floes] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
18526 |
zak met klep |
kleptas:
kleptēsch (L428p Born)
|
een zak met een klep [N 59 (1973)]
III-1-3
|
20307 |
zakgeld |
zakgeld:
zakgeldj (L428p Born, ...
L428p Born),
zondagsgeld:
zunjigsgeldj (L428p Born),
Opm. is zakgeld voor de kinderen.
zunjigsgeldj (L428p Born)
|
zakgeld (traktement, pree?) [N 21 (1963)] || zakgeld [traktement, pree?] [N 21 (1963)]
III-2-2, III-3-1
|
18234 |
zakhorloge |
uur:
oer (L428p Born)
|
uurwerk dat men aan een ketting in het vestzakje of de broekzak draagt [knol, raap] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
18565 |
zakintast |
intast:
intast (L428p Born)
|
de zakintast (insteek, inkeker, intast?) [N 59 (1973)]
III-1-3
|
18527 |
zakje net boven de buitenzak |
spaartasje:
spoorteschke (L428p Born),
tickettasje:
ticketteschke (L428p Born)
|
een zakje net boven de buitenzak (smokkelzakje, spoorzakje etc.) [N 59 (1973)]
III-1-3
|
28839 |
zakkenvoering |
keper:
kē̜pǝr (L428p Born)
|
Voering van de zakken. In de regel een dicht geweven, soepele stof van katoen of een mengsel van katoen en synthetische garens. Ook gebruikt men katoenen voering in keperbinding. [N 59, 120; Gi 1.IV, 27]
II-7
|
24967 |
zandbank |
zandbank:
zendj bank (L428p Born)
|
zandbank, hoger gelegen deel van zand in een rivier of meer [bank, zandskel, zandbplaat, visplaat] [N 81 (1980)]
III-4-4
|