21178 |
boot(je) |
boot(je):
böat (L428p Born)
|
een klein open vaartuig met riemen of zeil voortbewogen [boot, schuit] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
19600 |
bord |
telder:
duitse ei
teier (L428p Born)
|
bord [Roukens 03 (1937)]
III-2-1
|
21879 |
borgen |
borgen:
borgen (L428p Born)
|
uitstel van betaling geven [borgen] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
20563 |
borrel |
drupje:
drupke (L428p Born)
|
borrel; Hoe noemt U: Een glaasje sterke drank, borrel (grigo, officiertje, tjipke, sprets, druppel, drup, kleintje, kloekmalder, propje, peut, wippertje, taaie, tikje, slokje, snapsje, spatje) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
24981 |
borrelen (van water) |
borrelen:
borrelen (L428p Born, ...
L428p Born)
|
bobbelend naar boven komen, gezegd van water [borrelen, wellen, walen, kwelmen] [N 81 (1980)] || door opstijgende damp- of gasbellen in beweging zijn, gezegd van vloeistoffen [bobbelen, borrelen, portelen, drijven] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
19497 |
borstel |
bezempje:
bessemke (L428p Born),
schrobber:
sjruber (L428p Born),
schuurborstel:
ö in Duits hören
sjoerböstel (L428p Born)
|
borstel [DC 15 (1947)] || schrobber (van takjes) [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
17765 |
borstkas |
borstkas:
borskas (L428p Born)
|
Borst(kas): het voorste deel van het menselijk lichaam tussen hals en middenrif (borst, borstkas, kluter). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
28959 |
borstsuçon |
borstsuçon:
borssǝqon (L428p Born)
|
Volgens de informant van L 271 loopt deze suçon vanaf de zijzak naar de helft van de middenborst. [N 59, 94c; N 59, 94b]
II-7
|
18082 |
borstvliesontsteking |
fleuris:
fleuris (L428p Born)
|
Pleuris: ontsteking van het borstvlies dat om de longen zit en de binnenkant van de borstkas bekleedt; pleuritis (pleuris, fleuris, floris). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
18528 |
borstzak(je) |
borsttas:
borstesch (L428p Born)
|
de buitenzak ter hoogte van de borst [N 59 (1973)]
III-1-3
|