20455 |
buitenechtelijk kind |
voorloper:
veurleuper (L428p Born)
|
een niet uit een wettelijk huwelijk geboren kind, buitenechtelijk kind [bastaard, speelkind, voorloper, voorkind] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
18523 |
buitenzak op een jas |
buitentas:
boetetèsch (L428p Born)
|
de buitenzak [N 59 (1973)]
III-1-3
|
25220 |
bulderen van de storm |
bitleren:
bitlje⁄ren (L428p Born)
|
een sterk rommelend of dreunend geluid geven, gezegd van bijv. een storm of een kanon [rullen, bulderen, burrelen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
21349 |
bullebak |
bullebak:
bullebak (L428p Born)
|
iemand die probeert door nors, ruw optreden anderen bang te maken [woew, bietebouw, bullebak] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
28499 |
bultbroed |
bultbroed:
bultbroed (L428p Born)
|
Darrenbroed ontstaan uit eitjes van een leggende werkbij. De cellen worden door de werksters in dit geval voorzien van een zeer hoog gewelfd deksel, vandaar de benaming bultbroed. Bultbroed kan echter ook ontstaan, wanneer een gewone moer onbevrucht is gebleven of door ouderdom of letsel niet langer in staat is bevruchte eieren af te zetten. Deze moer wordt dan ook darrenbroedig. [N 63, 62b; N 63, 27; N 63, 24b]
II-6
|
21118 |
bundel groenten |
bussel:
WLD
bussel (L428p Born)
|
Een bundel samengebonden groenten zoals asperges, prei, etc. (bussel, bos). [N 82 (1981)]
III-2-3
|
24459 |
bunzing |
bunzing:
bunzink (L428p Born),
fis:
vis (L428p Born)
|
bunzing [DC 07 (1939)], [Roukens 03 (1937)]
III-4-2
|
21703 |
buren (ww.?) |
naburen:
noberen (L428p Born)
|
buurman zijn van iemand [noberen, geburen] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21507 |
burgemeester |
burgervader:
burgervader (L428p Born)
|
het wettelijk hoofd/de vertegenwoordiger van een gemeente [burgemeester, burger, burgmeester] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21303 |
buskruit |
buskruit:
buskroet (L428p Born)
|
licht ontbrandbaar, ontplofbaar mengsel dat o.a. gebruikt wordt voor het afschieten van vuurwapens [buskruit, kruit, poeder] [N 90 (1982)]
III-3-1
|