22463 |
kermistent |
tent:
tent (L428p Born)
|
Een kermistent [barak, schob]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
34077 |
kern |
moer:
mur (L428p Born),
mūr (L428p Born)
|
Uitsteeksel dat komt bloot te liggen, wanneer de koe een hoorn afstoot. [A 4, 15; L 20, 15]
I-11
|
33536 |
kern van een pit |
kern:
WLD
kér (L428p Born)
|
Het binnenste van zaad of pit (kern, kerning, kerel, karring). [N 82 (1981)]
I-7
|
24722 |
kernhout |
kern:
WLD
kérn (L428p Born)
|
Het binnenste van een boom zonder levend weefsel, donker van kleur (kern, kernhout). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
22668 |
kerstlied |
leis:
leis (L428p Born)
|
Een lied dat in de kersttijd veel gezonden wordt [leis, kerstliedje]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
22690 |
kerstliederen zingen |
leisen:
leisen (L428p Born)
|
Kerstliederen zingen [leisen]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
22457 |
ketelmuziek |
ketelmuziek:
keitelmeziek (L428p Born),
ketelmeziek (L428p Born)
|
Het gebruik om een serenade met geïmproviseerde instrumenten te geven aan personen die openbare ergernis geven [tafelen]. [N 88 (1982)] || Het lawaai dat gemaakt wordt met potten, pannen, ketels etc. en dat bij wijze van volksjustitie gemaakt wordt voor de deur van personen die zich misdragen hebben in de ogen van hun dorpsgenoten [blekalbade, belmarkt]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
21225 |
ketser |
ketser:
ketser (L428p Born)
|
de persoon die het paard van een trekschuit leidt [ketser] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
18894 |
keus |
keus:
keus (L428p Born)
|
het kiezen, de mogelijkheid om te kiezen [keus, keur] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21461 |
kibbelen |
stechelen:
stechelen (L428p Born)
|
het niet eens zijn en ruzie maken over kleinigheden, door wederzijds gebrek aan inschikkelijkheid vooral gezegd van kinderen [stechelen, sechelen, aantelen, akkenaaien, naarswaar-zen, grendelen, stensen, keken, kibbelen] [N 85 (1981)]
III-3-1
|