21693 |
kwanselen |
kwanselen:
kwanselen (L428p Born)
|
voortdurend zijn goederen ruilen of verkopen [kwanselen] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
22406 |
kwart cent in het spel |
oortje:
ø͂ͅrtjə (L428p Born)
|
Een kwart cent in het spel [partje, fieleke]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
25311 |
kwart el, maat van 17 cm |
kwart:
kwaart (L428p Born)
|
de maat die een lengte aangeeftt van 17 cm, 1/4 deel van een el [kwaart, vierndeel, ferrel, verrel] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
21419 |
kwartje |
kwartje:
ein kwartje (L428p Born)
|
kwartje, een ~ [N 21 (1963)]
III-3-1
|
18244 |
kwastje aan een halsketting |
poesje:
pūīskes (L428p Born)
|
gouden kwastjes aan een halsketting [trosjes] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
21344 |
kwellen |
kwellen:
kwellen (L428p Born)
|
lichamelijk of geestelijk leed veroorzaken [plagen, kwellen] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
21788 |
kwelling/pesterij |
plagen, het ~:
plāōgen (L428p Born)
|
het kwellen [plaag, temptatie] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
17692 |
kwijl |
zever:
zeiver (L428p Born)
|
Kwijl: uit de mond lopend speeksel (zever, kwijl). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
21833 |
kwinkslag |
slag:
slāāg (L428p Born)
|
een grappig, koddig gezegde [slag, dreun] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
21668 |
kwitantie |
kwitantie:
ein kwitantie (L428p Born)
|
kwitantie, bewijs van schulddelging [N 21 (1963)]
III-3-1
|