21748 |
leraar |
leraar:
leraar (L428p Born)
|
een leerkracht aan een instelling voor voortgezet onderwijs [magister, leraar, regent, leer] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
19125 |
leugen |
leugen:
leugen (L428p Born)
|
een bewust uitgesproken onwaarheid [foet, lieg, leugen] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
21341 |
leurder |
kramer:
eine krejmer (L428p Born)
|
koopman die met zijn waren langs de deuren gaat? [N 21 (1963)]
III-3-1
|
20514 |
leverworst |
leverworst:
lèverwoos (L428p Born, ...
L428p Born)
|
leverworst [N 06 (1960)] || leverworst; Hoe noemt U: Worst met lever als hoofdbestanddeel (lol, leverworst, leverpens) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
25161 |
licht vriezen |
rijmen:
riemen (L428p Born)
|
lichtjes vriezen [schorzelen] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
19353 |
lichtgeraakt, kregel |
opvliegend:
opvlegend (L428p Born)
|
spoedig boos of driftig wordend [krikkelig, nippig, kregel, kriel, oplopig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
22750 |
lied, liedje |
liedje:
le.tjə (L428p Born)
|
liedje [RND]
III-3-2
|
19061 |
liefde |
hart:
hart (L428p Born)
|
warme genegenheid of gehechtheid aan een persoon of zaak [liefde, hart] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
18881 |
liefkozen |
flikflooien:
flikfooien (L428p Born)
|
zijn liefde of genegenheid kenbaar maken door iemand te strelen of aan te halen [koekelen, fikfakken] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19085 |
liegen |
liegen:
legen (L428p Born)
|
bewust onwaarheden vertellen [leugen, liegen, leugenen, floersen, gekken] [N 85 (1981)]
III-3-1
|