18264 |
mouw |
mouw:
moew (L428p Born),
muw (L428p Born)
|
de mouw [N 59 (1973)] || Mouw van bijv. een colbert of japon. [N 59, 126; N 62, 34a; MW]
II-7, III-1-3
|
28585 |
mouwen ter bescherming |
armbeschermers:
ɛrmbǝsxɛrmǝrs (L428p Born)
|
Soort mouwtjes al of niet met handschoen, die sommige imkers als extra bescherming dragen. [N 63, 75b]
II-6
|
29063 |
mouwkop |
mouwkop:
muwkop (L428p Born)
|
Het gedeelte van de mouw van het colbert dat in de armsgatuitsnijding wordt ingewerkt. [N 59, 128]
II-7
|
29070 |
mouwomslag, manchet |
manchet:
manchet (L428p Born)
|
Verlengstuk aan het einde van een mouw; vaak afzonderlijk, en dan al of niet aan de mouw vastgemaakt. [N 62, 34d; N 59, 134; MW]
II-7
|
28903 |
mouwplank |
mouwplank:
muwplaŋk (L428p Born)
|
De mouwplank gebruikt men voor het openpersen van de mouwnaden; zij wordt daartoe in de mouwen gestoken. De informant van L 416 zegt een mouwplank met één poot te gebruiken. Zie ook het lemma ɛpersplankɛ. Zie afb. 16.' [N 59, 19d]
II-7
|
29066 |
mouwsplitje |
splitje:
spletjǝ (L428p Born)
|
Het splitje onder aan de mouw van het colbert. [N 59, 131a]
II-7
|
29069 |
mouwvoering aannaaien |
aannaaien:
ānnęǝ (L428p Born)
|
De voering van de mouw aan het armsgat hechten. [N 59, 127]
II-7
|
17872 |
muilpeer |
muilpeer:
moelpèèr (L428p Born)
|
Slag op de kaak; muilpeer (flets, fleer, plakkaat, kek, kokarde, klamats). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
18308 |
muiltje |
slof:
sjloffe (L428p Born)
|
Hoe noemt men de muilen? [DC 09 (1940)]
III-1-3
|
21642 |
muntgeld |
hel geld:
Opm. hél = hard.
hél geldj (L428p Born)
|
Inventarisatie uitdrukkingen voor: muntgeld, klinkend geld in het algemeen [geen bankbiljetten dus] [speeses?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|