24494 |
tak (alg.) |
tak:
WLD
tak (L428p Born)
|
Een twee- of meerjarige twijg (tak, spil, tekker). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
20476 |
tak van een geslacht |
familie:
familie (L428p Born)
|
de tak van een geslacht [natie, familie] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
24727 |
takken (coll.) |
kroon:
WLD
króan (L428p Born)
|
Alle takken samen (griend, kroon, gezwaai). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
24707 |
takken krijgen |
uitlopers (krijgen):
WLD
oetluipers (L428p Born)
|
Takken krijgen, gezegd van een boom (takken). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
18732 |
tandenstoker |
tandensteker:
tendjstéker (L428p Born)
|
een puntig voorwerp waarmee men voedselresten verwijdert die tussen tanden en kiezen of in kiezen zijn blijven zitten [tandestoker, kloker, koter] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
20357 |
tante |
tant:
tant (L428p Born),
neen
tant (L428p Born),
tante:
tānte (L245p Born)
|
tante [SGV (1914)] || tante; Bestaan er verschillende woorden voor een tante van vaders- en van moederskant? [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
28659 |
taphoning |
taphoning:
taphoning (L428p Born)
|
Honing die door aftappen via een kraan aan de ton met stamphoning wordt verkregen. Hij is iets zuiverder dan de stamphoning. [N 63, 116g]
II-6
|
21871 |
taxeren |
schatten:
schatten (L428p Born)
|
de waarde van een artikel schatten [taxeren, schatteren] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
24735 |
taxus |
gifboom:
WLD
gifboam (L428p Born)
|
De taxus; heeft platte, kortgesteelde naalden, aan de bovenzijde zijn de naalden heel donkergroen; naalden en takken bevatten een vergiftige olie; paarden en vee sterven er snel aan; heeft opvallende bessen (ijf, venijnboom). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
29098 |
te eng |
te eng:
tǝ ęŋ (L428p Born)
|
Te nauw, gezegd van een kledingstuk of kledingstukonderdeel. [N 59, 130b; N 62, 26b; MW]
II-7
|