22658 |
toneelspel |
spel:
spel (L428p Born)
|
Een voorstelling door een toneelgroep [spel]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
17727 |
tonen |
tonen:
tuinen (L428p Born)
|
tonen: Laten zien, tonen (togen). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
18231 |
tong van een schoen |
tong:
tong (L428p Born)
|
een strookje leer tussen de kleppen van een schoen [tong, lipje] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
21382 |
toonbank |
toonbank:
tóanbank (L428p Born)
|
de winkeltafel waarop de waren worden getoond of gelegd [toog, toonbank, gaam, bank] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
29108 |
tornen |
lossnijden:
losšni-jǝ (L428p Born)
|
De naad of steken losmaken en uithalen. [N 62, 22; A 4, 27b; L 20, 27b; Gi 1.IV, 20; MW; S 38]
II-7
|
28565 |
tot roven aanzetten |
de rovers halen:
dǝ rovǝrs hǭlǝ (L428p Born)
|
Het door de imker uitgelokte roven. Soms weten imkers hun bijen bewust tot roven te brengen om daardoor zwermen van anderen te bemachtigen. In feite is dit diefstal. De informant uit L 333 zegt dat wel wordt beweerd dat dit aanzetten tot roof gedaan wordt, maar hij vindt het zelf nonsens. Een middel tot prikkelen zou volgens informanten alcohol, oude honing, suikerwater of kunstvoer kunnen zijn. [N 63, 67d; N 63, 67e]
II-6
|
18917 |
traag |
traag:
trōāg (L428p Born)
|
niet snel reagerend; langzaam in het handelen [traag, lui] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21818 |
traag praten |
zeveren:
[oorspr. invoer "zeiseren", rk]
zeiveren (L428p Born)
|
traag praten [lijzen, zemelen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
19363 |
trage vrouw |
dutsel:
dutsel (L428p Born)
|
een domme trage vrouw [sarut, sara] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17928 |
trant |
gang:
gank (L428p Born)
|
gang: Wijze van gaan (gang, trant). [N 84 (1981)]
III-1-2
|