e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L289* plaats=Boshoven

Overzicht

Gevonden: 811
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
draaiers draaiers: drɛi̯ǝrs (Boshoven) De kleine heupen achter de grote heupen, meestal in de vorm van uitstekende botten of knobbels. [N 3A, 110b] I-11
draaihek hek: hęk (Boshoven), poort: port (Boshoven) Een hek dat op scharnieren of haken draait aan de ingang van een wei, gemaakt van prikkeldraad of houten latten. [N 14, 68a; N M, 5; A 25, 5d; L B 19, 6; monogr.] I-8
drachtig dragend: drāgǝntj (Boshoven) [N 3A, 33] I-11
driespeen driedemer: drɛi̯dēmǝr (Boshoven), driespeen: drɛi̯spēn (Boshoven) Koeuier die slechts uit drie kwartieren melk geeft. Het is niet altijd goed aan te geven of de benamingen duiden op de koeuier met deze afwijking of op de koe met een dergelijke koeuier. [N 3A, 66] || Koeuier die slechts uit drie kwartieren melk geeft. Sommige woordtypen kunnen duiden op een koe die een uier met drie spenen heeft. [N 3A, 117] I-11
drinken bij de zeug zuiken: zūkǝ (Boshoven) Het zuigen of drinken bij de zeug, gezegd van de big. [N 19, 21a] I-12
drinkglas glas: glās (Boshoven) drinkglas III-2-1
drinkkuil in de wei drinkgat: drēŋkgāt (Boshoven), drinkkuil: drēŋkul (Boshoven) Een kuil in het weiland met drinkwater voor het vee. De woordtypen drinkput en put duiden op een put gemaakt van cementen ringen. [N 14, 70; A 21, 1h; monogr.] I-8
droge koe droogstaande, guste koe: drȳxstǭndjǝ gø̜stǝ kōw (Boshoven) Koe die geen melk meer geeft maar toch niet drachtig is. [N 3A, 73] I-11
droogdoek, theedoek handdoek: hānt˂dōk (Boshoven) de doek waarmee het afgewassen vaatwerk wordt gedroogd; zijn er verschillende soorten [DC 15 (1947)] III-2-1
droogrek tuitending: tø̜i̯tǝdeŋk (Boshoven) Het houten rek buitenshuis waarop men vaten, melkbussen en emmers te drogen legt. [A 15, 25; monogr.] I-11