34344 |
de zeug naar de beer brengen |
laten dekken:
lǭtǝ dękǝ (L289h Boshoven),
laten winnen:
lǭtǝ wenŋ (L289h Boshoven)
|
De zeug laten dekken door de beer, het mannelijk varken. [N 19, 30; JG 1a, 1b, 2c; N 76, add.; monogr.]
I-12
|
19396 |
deken |
deken:
diəkə (L289h Boshoven)
|
deken
III-2-1
|
19704 |
deksel |
dek:
deͅk (L289h Boshoven),
deksel:
deͅksəl (L289h Boshoven)
|
deksel || deksel van doos, pot
III-2-1
|
19684 |
deur |
deur:
dȳǝr (L289h Boshoven),
dø̄.r (L289h Boshoven)
|
[rnd 109; S 6; L 1 a-m; L 12, 5; L A2, 265; monogr.; Vld.; div.]
II-9
|
30357 |
deurkruk, deurklink |
klink:
kle.ŋk (L289h Boshoven)
|
Handvat met ijzeren pin dat door de deurstijl in het slot wordt gestoken en dient om de dagschoot van het slot terug te kunnen trekken. Zie ook het lemma 'Dagschoot'. In Q 95 werd het woord 'klink' zowel gebruikt voor de ring of kruk aan de buitenkant van een deur waarmee men het sluitijzer kon oplichten, als voor het sluitijzer aan de binnenkant van de deur. [N 54, 100; N 79, 8; monogr.; Vld.]
II-9
|
18035 |
diarree |
aan de dunne:
ān dǝ dønǝ (L289h Boshoven),
aan de/het schijt:
ān dǝ sxīǝt (L289h Boshoven)
|
Buikloop. Te dunne ontlasting, meestal veroorzaakt door een min of meer ernstige ontsteking van de darmen. Zie ook het lemma ''diarree'' in wbd I.3, blz. 472-474. [N 3A, 91, 99; A 48A, 52; monogr.]
I-11
|
19807 |
dienblad |
dienblad:
dēnblāt (L289h Boshoven)
|
dienblad [DC 27 (1955)]
III-2-1
|
34515 |
dikke leverziekte |
leucose:
lekōsǝ (L289h Boshoven)
|
Dikke leverziekte, leucose, is een virusziekte. De aangetaste dieren hebben een dorre kam; ze zien er bleek uit. Ofschoon de dieren erg vermageren, maakt het achterlijf een dikke indruk. Soms is de te dikke lever te voelen in de buikholte. [N 19, 64; monogr.]
I-12
|
34042 |
donkerbruine koe |
vale koe:
vāl [koe] (L289h Boshoven)
|
Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 131a]
I-11
|
19590 |
doofpot |
doofpot:
doͅu̯fpoͅt (L289h Boshoven)
|
doofpot, aarden of koperen potwaarin de gloeiende kool of aomere uit de bakoven werden opgevangen, met het deksel werd de lucht afgesloten om het doven te veroorzaken
III-2-1
|